30 - Harry Kramer (Topambtenaar Ministerie van OCW)

Dit is een hoofdstuk uit het inmiddels niet meer te verkrijgen boek over de opkomst van commerciële omroep in Nederland en wordt als naslagwerk gekoesterd als het gaat over de periode 1985-1996 in de Nederlandse omroepgeschiedenis. Naast alle mediabonzen uit de omroepsector zelf interviewde Arjan ook de man die de regels waar al die mediabonzen zo veel mee te maken hebben, vormgaf. Harry Kramer. "Ministers komen, ministers gaan, maar Harry Kramer blijft altijd bestaan", zei Willem van Kooten al. In 2004 stapt hij evengoed toch op, maar in de zestien jaar ervoor was hij zeer bepalend bij het mediabeleid in Nederland. En hij voert een prachtig tegengeluid tussen alle mediahelden die zichzelf soms een iets te grote pioniersrol toe dichten. Arjan zocht hem op in de bunker van het Ministerie, waar hij een goed geïnformeerde, enthousiaste en niet van slag te brengen man bleek te zijn. De grijze ambtenaar die evengoed met pretoogjes Arjan voor een tweede keer uitnodigde omdat ze lang niet alles hadden kunnen bespreken. Hij vond het leuk om te merken dat Arjan meer wist van dit mediabeleid dan de gemiddelde journalist. En Arjan gebruikte dit buitenkansje om met hem alle frequentieperikelen door te nemen. Harry stond aan de vooravond van een nieuwe herverdeling en Arjan wilde hem graag pushen waar dit maar kon. Arjan was het niet eens met de criteria waarop in 1994 was verdeeld en hij vond het prachtig om de man die erover ging te voeden. Ook hierin bewandelde hij echter, in 1998 uiteindelijk pas, weer z'n eigen weg...

 

Daarnaast valt op hoe actueel het verhaal eigenlijk nog steeds is. De politieke bemoeienisssen met de media anno 2010 zijn nog steeds groot en ingrijpend. De rol van de publieke omroep staat nog steeds ter disucssie. En de lobby van de commerciëlen is nog steeds ingrijpend groot. Zo'n nuchtere topambtenaar op het Ministerie is zo gek nog niet:


Er wordt al jaren geroepen dat allerlei nieuwe diensten alles zullen veranderen, maar heb jij al nieuwe diensten gezien? Er is betaal-tv gekomen met films, maar dat hebben we al tien jaar. Sport 7 is er gekomen, maar als dat achter de decoder zit kost dat zo'n 200 tot 300 gulden per jaar extra voor dezelfde programma's die je eerst gratis kon zien. Dat noem ik geen maatschappelijke vooruitgang."

 

The Power Behind The Throne, zo wordt Harry Kramer door de commerciële radiomakers van Nederland getypeerd. De topambtenaar op het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) drukt al sinds 1987 zijn onmiskenbare stempel op het mediabeleid in Nederland. In die tijd stond hij drie bewindspersonen bij, Elco Brinkman, Hedy d'Ancona en Aad Nuis. Naast bijvoorbeeld de hervorming van de NOS en de afsplitsingoperaties naar het NOB en jaren later de NPS heeft Kramer diverse malen in de commerciële omroepwereld vergaande voorzetten gegeven. De successen van Radio 10 en RTL-Véronique en de schipbreuk van Cable One en TV10 vinden tijdens zijn ambtstijd plaats. Maar het begint al in 1988, als de drie omroepen AVRO, TROS en Veronica gezamenlijk beramen als ATV het publieke bestel te verlaten. Kramer was er bij en zag waar het fout ging. Een bepalende kwestie in zijn invloedrijke carrière was het frequentietoewijzingsbeleid uit 1994, waarvoor de overheid later door de rechter grotendeels is teruggefloten. Kramer vaart zijn eigen koers, en laat zich niet opjagen door de commerciële wervelwind, die hij eerder als een bries zou typeren. De sterk nuancerende en soms ontnuchterende visies van een doorgewinterde mediakenner werpen een heel ander licht op de commerciële zaak.

 

"Politiek bedrijven is minstens even moeilijk en ingewikkeld als een bedrijf runnen. Je kunt in de politiek praktisch niks doen waarbij je zelf zegt hoe het gebeurt, want je moet er een maatschappelijke en politieke meerderheid voor krijgen. En je moet je maatregelen al in een vroeg stadium bekend maken om instemming te krijgen. Het is dus overdreven om te stellen dat ik in mijn eentje een beleidsbepaler ben op het terrein van de mediazaken. Het was een sterke politieke-ambtelijke combinatie. Alles gaat via nota's en wettelijke maatregelen, en zeker bij Media ligt de beslissing niet alleen op dit departement. Over alles wat ik heb voorgesteld is toch een zeer grote mate van overeenstemming bereikt, want in zo'n glazen huisje leven we wel. Deze sector leent zich niet voor een beïnvloeding op zo'n sterke manier.

 

De komst

 

Wat heeft de komst van de commerciële omroep voor Nederland gebracht? Het hoort tot de normale dingen in Europa, dus ook bij Nederland. Het heeft meer programma's en exposure gebracht voor de reclamewereld. Programmatisch zou ik niet weten wat de commerciële televisieprogramma's en daarmee de commerciële omroep extra gebracht heeft. Bij de radio ligt het iets anders, omdat Radio Noordzee Nationaal het nationale repertoire extra leven heeft ingeblazen. Dat vind ik een belangrijke verdienste. Bij de commerciële omroep herken ik nog wel steeds de hand van veel ex-publieke programmamakers, vooral bij RTL4 en Veronica. Dat betekent dat het niveau ten opzichte van Amerika bijvoorbeeld nog vrij hoog is. Maar er is niks nieuws bijgekomen. De programma's zijn alleen wel duurder geworden: de 'gezichten' op televisie krijgen beter betaald en de rechten zijn gestegen. Ik herinner me nog goed wat de reactie was van Rudi Carrel toen men hem vroeg wat hij van de komst van commerciële televisie vond. Hij zei: "Ik vind het prachtig, ik weet zeker dat ik meer ga verdienen." Over het algemeen is het programma-aanbod wat oppervlakkiger geworden. Maar de discussie over de publieke omroep is wel aangescherpt, en dat is weer een positief element. Het onderscheidende karakter, de publieke taak, is duidelijker geworden. Dat element van competitie kun je positief waarderen. Je kunt misschien ook wel de stelling aan dat de publieke omroep straks gered wordt doordat we hier zoveel commercie hebben gekregen. Vooral als iedereen over commerciële televisie zegt: 'Straks hebben we alleen dat nog'.

 

De tegenwerpingen

 

De politiek heeft duidelijke bedoelingen met het in stand houden van een krachtige, publieke omroep. Omdat de commerciële jongens natuurlijk liefst zoveel mogelijk kijkers en luisteraars trekken, willen ze een beperkte rol voor de publieke omroep. Maar de argumenten die daar voor aangedragen worden overtuigen mij geenszins. De komst van de commerciële omroepen in Nederland heeft niets van de functie van de publieke omroep afgesnoept. De publieke omroep moet een brede omroep blijven, voor iedereen. Dat is dan jammer voor de commercie, maar die moet daarnaast een eigen plek zien te verwerven. Televisie heeft een amusementsfunctie, dus dat hoort ook bij de publieke omroep. Kijk maar naar onze buurlanden, de BBC, de ARD, de ZDF, overal hebben ze dezelfde breedte. Wat rest, als je dat niet doet, is verbannen te worden naar het culturele getto. Niet interessant. De publieke omroep moet groot zijn, dat is ook goed voor de maatschappelijke verhoudingen. Als je dat wegdoet ben je een dief van jezelf. Commerciële omroepen brengen net zo goed een breed aanbod aan programma's, met eigen nieuws, want anders tel je toch niet echt mee. Als er een geleerde van een andere planeet zou komen om naar de publieke en commerciële omroep te kijken, dan zou die concluderen dat de commerciëlen het op de zelfde manier zijn gaan doen als de publieke omroepen.

 

Een andere klacht van de commerciëlen over het publieke bestel is dat ze vinden dat de dingen die zij beter doen ook aan de commercie overgelaten moet worden. Het gaat dan bijvoorbeeld over showprogramma's. Het grappige is dat de publieke omroep die al maakte toen er nog geen concurrentie was. Maar door de versplintering in het kijkerspubliek is de publieke omroep grotendeels gestopt met die hele grote programma's. Bovendien, als de commercie nieuws brengt is het toch niet zo dat de NOS maar geen Journaal meer moet gaan maken? Diegenen die zeggen dat de publieke omroep marktaanvullend moeten zijn geven een valse voorstelling van zaken. Dat standpunt wordt typisch vanuit het eigenbelang ingenomen.

 

De reclame moet weg uit het bestel, hoor ik ook. Maar het publieke bestel is een afspiegeling van de maatschappij, de wereld vercommercialiseert en daarom zit de STER in het bestel. Het doet me denken aan de discussie over de presidentskandidaten in Amerika. Iedereen vrijt buiten de deur, maar een president kan niet wijzen of ze roepen dat hij zijn handen thuis moet houden. De wereld is zoals die er uit ziet.

 

De publieke omroep moet niet concurreren met de commerciële zenders, maar zich aan de publieke taken houden, nog zo eentje. Dat de publieke omroep ook op de kijkcijfers let vind ik niet meer dan logisch. Het zou toch merkwaardig zijn als het een programmamaker niks kan schelen of er naar zijn project gekeken wordt? Het is volstrekt eigen aan het omroepbedrijf om te kijken naar het marktaandeel, zowel bij de commerciëlen als bij de publieken. Er is geen enkele reden te bedenken waarom de publieke omroep er niet even serieus naar streeft maximaal bekeken te worden, net zoals de commerciële omroep dat doet.

 

Nog een vaak gehoorde klacht: De publieke omroep is niet goed georganiseerd, omdat alles door aparte clubjes wordt gedaan. En er verandert nooit wat, doordat iedereen zit te vergaderen. Daar ben ik het wel een beetje mee eens. Maar zo simpel is het natuurlijk niet. In de periode dat ik het heb kunnen volgen is de publieke omroep wezenlijk veranderd. Voor de dingen die er nu geroepen worden was je tien jaar geleden ontslagen. Een organisatiestructuur maken is op zich niet zo ingewikkeld. We pakken een stuk papier, en je tekent het zo uit. Een directeur met een commissie van toezicht, drie directeuren voor drie zendernetten, een programmatische en financiële staf, een hoofdredacteur, idem voor radio, een managementteam, de juridische kant, ondersteunend personeel, noem maar op. Dat is het probleem dus niet, daar gaat de Hilversumse discussie niet over. Het bedrijf moet één geheel worden.

 

Maar tegelijkertijd moet het programmatisch weer verschillend blijven. Beide punten zijn belangrijk, dat is het grote probleem. De publieke omroep is een zeer waardevol systeem, waar iedere groep uit onze samenleving toegang toe heeft. Ik ben eens naar de Hindoestaanse omroep geweest, en je weet niet wat je ziet. Je treedt een hele Indische wereld binnen. En zij krijgen dus geld voor een aantal uren op televisie. Dat wordt nergens op de hele wereld gepresteerd. Dat vind ik maatschappelijk een zeer waardevol goed. Die integrerende rol van de omroep neemt af met de komst van thematische tv-kanalen en buitenlandse satellietkanalen. Straks zitten Turken naar Turkse, Marokkanen naar Marokkaanse en Nederlanders naar Nederlandse zenders te kijken. Niemand weet dan meer wat er speelt bij een andere cultuur. Het saamhorigheidsgevoel vermindert door de segmentering, en dat vind ik een gemis. Dus onderhouden wij een brede publieke omroep.

 

We hebben praktisch geen voorschriften opgelegd aan de commerciële omroep. Dan moet de commercie ook niet zeuren over de omroepbijdrage en de zendernetten van de publieke omroep. Ze hebben meer ruimte op de reclamemarkt, hoeven niet zelf programma's te maken, mogen programma's onderbreken voor reclame, ze hebben kortom een veel grotere bewegingsvrijheid. De publieke omroep is gebonden aan een programmavoorschrift waardoor ze onrendabele programma's moeten maken. Ter compensatie krijgen ze daarvoor de omroepbijdrage. Evengoed zeg ik dan dat de publieke omroep niet moet vragen of ze ook programma-onderbrekende reclame mogen brengen. Dat zou de publieke omroep maximaal 100 miljoen aan extra inkomsten opleveren, maar er moet een onderscheid blijven.

 

De televisie

 

De discussie over de televisie gaat in de richting van het geloof in 'narrowcasting', kanalen voor kleine doelgroepen. De Hilversumse zenders zouden geen duidelijk eigen profiel kennen, en dus niet herkenbaar zijn voor het publiek. Daarmee zou de publieke omroep de commercie een automatische voorsprong geven.

 

Toch kent de publieke omroep wel enige afbakening. Op het moment dat je drie zenders tot je beschikking hebt is het logisch dat je elk kanaal zijn eigen kleur meegeeft. Over de zendernet indeling hebben we tijdens de periode Hedy d'Ancona wel twee jaar gesproken. Er lagen verschillende varianten, waarvan elke combinatie voordelen en nadelen had. We hebben ons behoorlijk geroerd in die discussie. De gekozen verdeling was globaal op de drie stromingen in ons land gebaseerd; christelijk, liberaal en progressief. Dat was als eerste aanzet tot de samenwerking tussen de omroepen een goede indeling. Het heeft in ieder geval een sterk Nederland 1 en Nederland 3 opgeleverd. Nederland 2 lag en ligt moeilijker. Er is geen sprake van een weeffout door de EO niet op Nederland 1 bij de KRO en de NCRV te zetten. De angst voor een reli-net was groot, dat was niet voor elkaar te krijgen.

 

Bij de samenstelling van Nederland 2 is rekening gehouden met een mogelijke uittreding van de TROS en Veronica. Het leek niet verstandig om de AVRO hier ook bij te zetten, omdat alle drie de partijen eerder te kennen hadden gegeven het bestel te willen verlaten. Dat zou een enorm gat hebben geslagen. Bovendien zou je een net creëren dat de meeste reclame-inkomsten zou genereren. De bazen van dat net zouden dan makkelijk op de financiële bok van het bestel kunnen komen, met alle problemen van dien. Omdat de EO niet op Nederland 1 paste en de AVRO wel, en je zo de uittredingsproblematiek kon beperken, is de EO op Nederland 2 terecht gekomen. Het heeft de EO geen windeieren gelegd, want het is de sterkst gegroeide omroep. Dat is dus geen weeffout, maar het resultaat van weloverwogen beleid. Er is een club, Veronica, naar de commercie gegaan, en dat gat is voor een belangrijk deel opgevuld door de NOS, met sport.

 

De publieke televisie bezat een marktaandeel van meer dan 80 procent, voordat er commerciële televisie bij kwam. Met de komst van RTL-Véronique zijn de percentages logischerwijs naar beneden bijgesteld. De publieke omroep wilde boven de 50 procent blijven toen RTL4 en RTL5 kwamen. Dat is ook in redelijkheid gehaald. In 1996 zijn er tien op Nederland gerichte tv-zenders, en schommelt het marktaandeel van de publieken rondom de 40 procent. Je moet dat aandeel opnieuw afzetten tegen de omgeving. Maar het bereik is minstens even belangrijk. Hoeveel mensen kijken naar de publieke omroep? Zolang dat bereik boven de 50 procent zit is het bestaansrecht van de publieken voldoende bewezen. Als het bereik onder de 30 procent zit dan kom je in de problemen. Maar zover is het nog lang niet, het bereik zit nu boven de 80. En het marktaandeel van de drie zenders schommelt rond de 40 procent, dat is volstrekt voldoende voor de publieke omroep.

 

Het bestaansrecht

 

Mijn opvatting over de positie van de publieke omroep kunt u nog vrij goed verwoord vinden in de eerste pagina's van de nota 'Publieke Omroep in Nederland' uit 1991. Dit wil ik wel citeren: 'Als je een voorziening hebt in de termen van massacommunicatie dan moet je ook zorgen dat het de massa bereikt.' Dat legitimeert ook de omroepbijdrage. Je moet dan een programma-aanbod hebben dat zowel informatie als amusement brengt. De kracht van de publieke omroep is de sandwichformule. En door al die categorieën kijken er veel mensen. Dan heb je als publieke omroep de taak om in bepaalde categorieën veel meer te investeren. Als je dan het programma-overzicht bekijkt zie je dat de publieke omroep een we-zen-lijk ander programma brengt dan de commercie doet. Er zitten veel duurdere programma's in, en veel specifiekere programma's voor kleinere doelgroepen.

 

De Nederlandse publieke omroep kent een zeer goed aanbod, dat past in de rij Duitsland-Engeland-Nederland, en tegen een redelijke voor iedereen betaalbare prijs. Ik heb geen twijfel over het onderscheidend kwalitatieve vermogen van het aanbod in Nederland. Ik denk ook dat de publieke omroep zich nu meer onderscheidt dan vijf jaar terug. Het amusementsgedeelte is afgenomen, er is meer Nederlands drama gekomen, meer sport ook. Ik denk dat als je programmaschema's van nu en tien jaar geleden vergelijkt dat je ziet dat de publieke omroep meer de informatieve kant op is gegaan. Iedereen die nog twijfelt over het onderscheidend vermogen moet een week verbannen worden naar een kamer waar hij alleen een commerciële zender zoals SBS6 kan zien. Ik heb geen enkel bezwaar tegen die programma's, het zijn low-budget commerciële programma's. Als je geld wilt verdienen dan moet je dat soort programma's maken. Maar de proefpersoon komt na een week tv-kijken wel genezen terug. Dan wordt hij beloond, want daarna mag hij een week naar alle Europese publieke zenders kijken, naast alle commerciële zenders. Ik denk dat we dan kunnen hopen op genezing.

 

Kijk, ik heb natuurlijk ook kritiek op de publieke omroep. Ik denk dat je de wijze van organisatie kunt verbeteren, en daarmee de programmering een paar stappen verder kunt krijgen. De zwakte van het bestel is natuurlijk dat er mensen uit verschillende organisaties in zitten die verschillende doelstellingen hebben. Maar tegelijkertijd is zo'n brede afspiegeling ook je sterkte. Die brede informatievoorziening is een groot goed, waar je zorg voor moet hebben. De financiering van de publieke omroep is een goed instrument om er voor te zorgen dat er onafhankelijk en zonder winstoogmerk radio en televisie gemaakt wordt. Het kwaliteitsniveau wordt sterk bepaald door wat je er mee wilt verdienen, en dat ligt in principe anders bij de publieke omroep. Het marktmechanisme werkt vervlakkend naar de programma's, en het werkt een monopoliepositie in de hand waardoor meer betaald moet worden voor hetzelfde project. Je ziet dat overal in de wereld gebeuren. Daarom moet de overheid de publieke omroep als tegenwicht blijven steunen. Ik denk dat je er niet op kunt vertrouwen dat als je niks doet het met de media vanzelf goed komt. Dat principe pas je in je persoonlijke leven ook niet toe.

 

Het ondernemersrisico

 

Natuurlijk is het ondernemersrisico voor commerciële omroep in Nederland groot. Commerciële omroep heeft nogal wat schaal nodig en we zijn een klein landje. Je kunt op de Nederlandse schaal in alle redelijkheid niet verwachten dat commerciële omroep dezelfde kwaliteit heeft als de publieke omroep. Want dan valt er gewoon te weinig aan te verdienen. Het kan in bepaalde opzichten wel op een Engels sprekende markt, omdat je je projecten dan in het binnenland én het buitenland kwijt kunt. Dan kun je in de commerciële hoek wel kwalitatief hoogwaardige projecten krijgen, zoals bij Channel 4 in Engeland.

 

Het probleem in Nederland met de commerciële omroep is dat ze met teveel zijn. In september 1995 werden weer een aantal nieuwe initiatieven genomen op basis van businessplannen die van een veel te rooskleurig beeld van de markt uitgingen. Maar moet je dat dan zeggen? We hebben toen officieel gewaarschuwd dat niet aan te nemen viel dat alle verlangens gehonoreerd zouden worden. Zoals wel vaker in de maatschappij, of in de huiselijke kring. En omdat de reclamegelden afnemen ontstaat de gedachte nu maar geld aan de burger te vragen, terwijl het echte probleem is dat er teveel zenders zijn bijgekomen. Dan wordt er geroepen dat als de publieke omroep een tv-zender inlevert, dat er dan 150 miljoen aan reclamegeld vrijkomt en dan is de business weer rendabel. Die uitspraak heeft mij wel gefrappeerd. Volstrekt onjuiste voorstelling van zaken. Ik heb er geen enkel begrip voor dat een commerciële omroep zegt dat de publieke omroep maar minder moet gaan doen, omdat zij verlies lijden. Als commerciële partij moet je een schatting maken van de markt, en dan beslissen of je mee wilt doen en of je van een ander kunt winnen. Dat is concurrentie, op die markt opereren in heel Europa publieke omroepen.

 

De opkomst

 

Al voor het moment dat ik in 1987 op het departement van WVC radio, televisie en pers ging doen, leefde op het departement de opvatting, zowel ambtelijk als bij Brinkman, om commerciële omroep in Nederland toe te laten. We wisten dat de commerciële omroep er zou komen, en we wilden dat een wettelijke basis geven. Het was wettelijk nog niet mogelijk om commerciële omroep in Nederland te bedrijven. Het AVRO, TROS en Veronica project om gezamenlijk met uitgevers één commerciële zender te beginnen is niet doorgegaan, omdat de gevraagde voorwaarden voor die scheiding voor het publieke bestel onacceptabel waren. In de overgangssituatie tussen 1989 en 1990 is er gewerkt aan een regeling om commerciële omroep toe te laten op de kabel. De richtlijn van de Raad van Europa en de tv-richtlijn van de EG kwamen daar vrij snel achteraan. Vlak voor het vertrek van Brinkman bij WVC is het wetsontwerp 'Commercie op de kabel' gepresenteerd. Vrij snel na het aantreden van Hedy d'Ancona is er een wijzigingsvoorstel van de Mediawet van gemaakt. Je zag de politieke verandering tijdens de kabinetsformatie in 1991: het CDA en de PvdA gingen om.

 

De uittredingsvariant (AVRO, TROS en Veronica)

 

Het eerste commerciële initiatief in Nederland kwam van drie publieke omroepen, de AVRO, TROS en Veronica, samen met vier uitgevers, Elsevier, Perscombinatie, Telegraaf en de VNU. Dat werd de ATV/EPTV-uittredingsvariant. In het regeerakkoord stond dat uittredende publieke omroepen nog enige jaren omroepbijdrage mee zouden krijgen. Media-advocaat Egbert Dommering beweerde toen dat dat ook kon, maar wij en zij zouden daar Europese juridische problemen mee hebben gekregen. Bovendien wilde ATV/EPTV veel meer dan alleen twee jaar omroepbijdrage. Men wilde een eigen etherzender hebben, en men stelde eisen over de hoeveelheid reclame die ze wilden uitzenden. Ze wilden eigenlijk een reclamemaatschappij die ook voor de publieke omroep de reclame zou verzorgen, waarbij de publieke omroep maar weinig reclame meer moest brengen. Er werden vele financiële garanties gevraagd, dat is de teneur geweest van alle onderhandelingen.

 

Wij waren op zich voorstander van een Nederlands initiatief op commercieel gebied. Maar ATV/EPTV wilde te veel zekerheden hebben, en ik proefde een zekere hebzucht. Dat is niet de goede insteek geweest. Ik blijf erbij dat als ze alleen gevraagd hadden onder welke voorwaarden ze een commercieel station konden beginnen alles veel sneller gerealiseerd was geweest. Maar er is geprobeerd om het speelveld van de publieke omroep zo te verkleinen dat die genadeloos was overgeleverd aan de omroepbijdrage en een door ATV/EPTV te bepalen STER-opbrengst. En vervolgens zouden diezelfde commerciëlen een verhoging van de omroepbijdrage overbodig vinden, want er was dan toch commerciële omroep. Een aantal participanten dachten dat ze het bod niet hoefden te verlagen, omdat ze het er politiek wel door konden drukken. Maar het bod was zo ongunstig voor de publieke omroepen, dat daar nooit politieke verantwoordelijkheid voor kon worden genomen. Het was no deal. Dommering was adviseur voor ATV/EPTV, en hij heeft onlangs gezegd dat er toen niet onderhandeld is tussen ATV/EPTV en de overheid. Maar dan heeft hij het kennelijk met wat anders druk gehad, want er is op zeer veel niveaus onderhandeld, en zeer intensief overleg gevoerd.

 

Ik ben er nog steeds verbaasd over dat de uitgevers toen niet gewoon zijn begonnen. Ik heb dat gezien als een gebrek aan durf om risico te nemen, maar je moet alles in het perspectief zien van die tijd. Als je nu aan de initiatiefnemers zou vragen wat zij zouden doen met de kennis die je nu hebt, dan zouden ze ongezien zijn begonnen met een eigen zender. Maar men was er toen nog niet aan toe om zo te denken. Iedereen was bevreesd voor wat er zou komen, en probeerde zoveel mogelijk risico's in te dekken. Nu wordt daar weer veel te gemakkelijk over gedacht. Dat zie je ook aan het gemak waarmee zenders als SBS en Sport 7 in de markt stappen. Die schattingen zijn in mijn ogen weer veel te optimistisch. Misschien hadden wij eind jaren tachtig ook wat offensiever kunnen handelen, om die twijfel en angst te doorbreken bij de ATV/EPTV-ploeg. Als we toen hadden gezegd: "Veeg al die onzin nu eens van tafel, en doe het gewoon." Maar dat is napraten. In die omstandigheden zou ik daarvoor ambtelijk niet de ruimte hebben gehad. Men had daar zeer van opgekeken.

 

TV10

 

Wat we wel jammer hebben gevonden is dat de plannen van Joop van den Ende niet zijn gelukt. Wij hadden op het Ministerie van WVC een voorkeur voor het plan van Joop van den Ende om een Nederlands commercieel station door de voordeur neer te zetten. Maar helaas is TV10 vroegtijdig afgeschoten. We hebben dat betreurd. De meningen waren politiek nog te verdeeld over het toelaten van binnenlandse commerciële omroep. Maar Brinkman, en ook Lubbers, wilde een duaal bestel realiseren. Zeker niet iedereen in het CDA wilde het, maar de opmerking van Joop van den Ende dat het Lubbers persoonlijk is geweest die TV10 tegen heeft gehouden kan ik niet bevestigen. Er is echt heel veel en indringend op alle niveaus over de plannen van Van den Ende gesproken. Maar de deal die TV10 voorlegde was gewoon niet haalbaar. Er werden nogal wat zekerheden en toezeggingen gevraagd, vooral over het tempo van de wetgeving. De boel was gewoon nog niet goed geregeld. We hadden het graag in 1990 gerealiseerd. Maar Van den Ende heeft daar niet op kunnen wachten, althans zijn financiers niet. En achteraf hebben die onnodig verlies geleden. Als ze Joop waren blijven steunen, zouden ze kapitalen hebben verdiend.

 

De juridische constructie heeft TV10 uiteindelijk genekt, want daarop keurde Aart Geurtsen van het Commissariaat voor de Media het project af. Ik ben het met Peter Jelgersma eens dat als Van den Ende had vastgehouden aan de beproefde Radio 10-route via Milaan, dat hij dan een betere kans had gehad. Hij heeft zich op het laatste moment op basis van adviezen van zijn juristen en Andries Overste als Luxemburger verkleed, met de overduidelijke bedoeling zich aan de Nederlandse Mediawet te onttrekken. Het was te doorzichtig, doordat er een geheel nieuwe maatschappij werd opgericht. Er werd ook veel geklungeld. Ik herinner me bijvoorbeeld dat ik een brief op mijn bureau kreeg, die dan zogenaamd uit Luxemburg moest komen, maar waar linksboven in de hoek gewoon Aalsmeer stond. Alles wees zo duidelijk op een dekmantel, terwijl RTL-Véronique vanaf het begin CLT als juridische initiatiefnemer kon opvoeren.

 

Maar op zich waren zowel TV10 als RTL-Véronique met een constructie aan komen zetten die wij betwistbaar vonden. Wij hadden toen het idee dat Aart Geurtsen beide initiatieven af zou wijzen. Dan krijg je een herziene rit, en dan kun je het beter regelen. Dan zou Van den Ende een nieuwe kans krijgen. Het is hier op het Ministerie betreurd dat het zo gegaan is, zeker ook door Brinkman. Het Commissariaat heeft met zijn besluitvorming een duidelijke draai gegeven aan de media-ontwikkelingen in die tijd. We wisten dat TV10 sowieso afgewezen zou worden, we vonden alleen dat Geurtsen RTL-Véronique ook had moeten afwijzen. Ik blijf volhouden dat als Geurtsen dat had gedaan, dat hij dat voor de rechter ook had gewonnen. De rechter had kunnen vaststellen dat in redelijkheid het niet CLT was maar Veronica die het initiatief had genomen voor RTL-Véronique. Overigens had de rechter Joop van den Ende zeer waarschijnlijk ook niet meer kunnen stoppen als hij in september 1989 gewoon begonnen was met TV10. Dan was hij er doorheen gerold. Maar het lag politiek veel te gevoelig om Van den Ende op te bellen om te zeggen dat hij maar gewoon moest beginnen. In zo'n situatie staan alle partijen even op zichzelf.

 

Vlak daarna heeft het departement van WVC bij Joop van der Reijden, toen voorzitter van de NOS, gevraagd te onderzoeken of de publieke omroep het bedrijf van Joop van den Ende zou kunnen kopen. In de orde van grootte van 50 miljoen was het bedrijf te koop geweest voor het publieke bestel. Op dat moment was diegene die Van den Ende kocht ook een paar jaar programmatisch de baas van het speelplein. Toen hebben de omroepen volstrekt onvoldoende initiatief getoond. "Moeten we dat wel doen?", vroegen ze, "Dat is toch een amusementsman en hij heeft ons een beetje verraden." Wij wilden wel dat het gebeurde, ook Brinkman wist ervan. We hadden zelfs een financieringsconstructie gemaakt. We zaten er naar te kijken, maar we konden het niet zelf doen. De publieke omroep heeft Joop toen laten lopen. Dat beschouw ik nog steeds als een gebrek aan visie en daadkracht, een voorbeeld van het besluitvormingsprobleem van de publieke omroepen. Maar ook dit moet je zien vanuit de emoties en de verhoudingen die er toen lagen. Kort daarop hebben we Joep Brentjens van de VNU ook nog eens geadviseerd om het bedrijf van Joop van den Ende te kopen.

 

De distributieschaarste I

 

De discussie over de distributieschaarste is weer actueel geworden in 1988. Dat was opvallend genoeg eerst bij televisie, bij het ATV/EPTV-initiatief. De uittredende publieke omroepen wilden een eigen etherzender 'meekrijgen', wat overigens Europeesrechtelijk niet kon en nog steeds niet kan. En wel een etherzender, omdat kabel toen nog als een beperking werd gezien. Uit het latere commerciële succes van RTL bleek dat het helemaal geen bezwaar was dat er geen ethernet beschikbaar gesteld kon worden, omdat 80 procent van de huishoudens toen al via de kabel te bereiken waren. Dat is meer dan genoeg om te kunnen overleven. De distributieschaarste was dus eigenlijk helemaal niet een probleem, er is na ATV/EPTV ook nooit meer een verzoek binnengekomen bij televisie voor een etherfrequentie. Iedereen ging op de kabel.

 

De Radio

 

Bij de radio ligt het heel anders. Daar blijft het belang van etherfrequenties groot, omdat radio vaak 'portable' beluisterd wordt. De dominante positie van Radio 3 ondervindt sterke concurrentie van commerciële etherzenders. Maar het publieke bestel financiert bijvoorbeeld een erg prijzige klassieke zender. Radio 5 kost zelfs tien miljoen per jaar. Het is allemaal niet met elkaar te vergelijken. Als je echt wilt concurreren om te zien wie het meeste kan verdienen, dan moet je op dezelfde commerciële, populaire formats de strijd aangaan. Dan moet je eens zien wat er gebeurt. De publieke omroep heeft een hoop geld en know-how om dat in de markt te zetten. Wie zal er dan winnen? Wat ik maar wil zeggen, de publieke omroep houdt bewust vijf zenders op een bepaalde manier in bedrijf omdat ze het algemene publiek wil bereiken. Dat is haar taak. En Radio 3 is een belangrijke verdiener, dat speelt ook een rol. Overigens zou er, als er genoeg frequenties zouden zijn, bij de commerciële radio dezelfde malaise ontstaan als we nu bij televisie zien.

 

Radio 10 / Cable One

 

De juridische perikelen van Radio 10 en Cable One heb ik altijd een beetje van voor mijn tijd ervaren. In die tijd was ik vooral bezig met de splitsing van NOS en NOB. In 1988 speelde het initiatief van Willem van Kooten, Cable One, en de constructie van Peter Jelgersma om Radio 10 via Milaan naar Nederland te laten komen. Dat was omzeiling van de Mediawet. Daar werd door de Staat en het Commissariaat voor de Media tegen geprocedeerd, omdat het formeel niet kon. En ook vanuit Brussel en Straatsburg werd die omzeiling aangevochten, omdat het Europeesrechtelijk ook niet klopte. Maar omdat het ook een overgangssituatie was van een puur publiek bestel naar een gedeeltelijk commercieel bestel werd er tegelijkertijd gedoogd. Dat Cable One en TV10 zijn afgekeurd was puur op de juridische constructie gebaseerd. Het was iedereen wel duidelijk dat het allemaal omzeiling van de Mediawet was, maar het juridische verhaal was het enige wat telde.

 

De etherfrequentieverdeling 1994

 

In 1994 hebben we voor het eerst landelijke pakketten etherfrequenties voor commerciële radio verdeeld. Het is duidelijk dat je een probleem hebt als je vijf frequenties te vergeven hebt en er zijn meer dan twintig aanvragen. Het gaat om een markt waarop je goed geld kunt verdienen. Als je je niet bemoeit met de aard van het aanbod én met de wijze van uitgifte van die frequenties, dan gaan die frequenties naar de meest profijtelijke muziekgenres bij de meest kapitaalkrachtige mediaconcerns en uitgevers. Middle of the road muziek door Murdoch, bijvoorbeeld. Ja, dat is objectief toewijzen met passende marktinstrumenten, hoor ik dan. Maar dan maak je als overheid toch ook een keuze? Je kiest er dan voor om de grootste partijen op de markt toe te laten en de kleine en zij die nog moeten beginnen te weren. Dat is ook een vorm van marktordening. Het is net alsof je bij judo of bij boksen nog maar één categorie hebt: alle categorieën. Daarin spelen dus de 100 kilo spelers, de 150 kilo spelers en de vlieggewichten. We laten iedereen op de mat komen, gaan ernaar staan kijken en stoten elkaar aan: 'Wie zal er gaan winnen? Ik denk die kleine'. Daarom hebben wij in 1994 categorieën gemaakt om een breed en gevarieerd aanbod mogelijk te maken. Dus mogelijkheden voor grote en kleine bedrijven om op de markt te komen.

 

De criteria

 

De gedachte om bij de verdeling de publieke omroep te beschermen, was niet aanwezig. Dat is korte termijn politiek, waar we juist een markt open wilde maken. We wisten dat degenen die geen frequentie zouden krijgen boos zouden worden en met rechtszaken beginnen. We hebben de frequenties in compartimenten opgedeeld en in eerste instantie het geld niet zo'n belangrijke rol laten spelen, om iedereen een kans op een nieuwe markt te geven. Vervolgens zijn de compartimenten gekoppeld aan frequenties. Het was niet onze bedoeling om ons met de inhoud van de programma's bezig te houden, maar we vonden het wel waardevol om muziekgenres die nog weinig aan bod kwamen een frequentie te geven. Dat is ook interessanter voor de luisteraar. De cultuurpolitiek interessante compartimenten, Nederlandstalige muziek en klassiek/jazz, kregen de twee beschikbare FM-pakketten.

 

Sky Radio en Radio 10 Gold zaten in dezelfde categorie, populaire algemene muziekzenders. Die kwamen alleen voor AM in aanmerking. Sky kreeg de frequentie niet, want Sky wilde geen middengolf. Bovendien was het format van Radio 10 beter. Bij een beschikbare FM-frequentie zou die dus eerder naar Radio 10 gegaan zijn. Was het andersom gegaan dan was Radio 10 net zo verbolgen geweest om dezelfde redenen als Sky nu was. In de categorie nationaal project zaten Radio Noordzee Nationaal (RNN) en Holland FM. Holland FM wilde ook wel middengolf hebben, dus kregen zij middengolf, RNN ging alleen voor een FM-frequentie en zij kregen dus een FM-pakket. En er was Euro Jazz, het latere Jazz Radio, die in aanmerking kwam voor een frequentie, maar die financieel niet sterk genoeg was. Classic fM heeft daarom een FM-frequentie gekregen, omdat zij voor 40 procent jazz wilden brengen. Tenslotte was er dan de aanvraag voor een nieuwszender van Quote, en die heeft een middengolffrequentie gekregen.

 

De controversen

Er is nogal veel te doen geweest over de toewijzing aan Classic fM. Als eerste gegadigde voor dat FM-pakket zagen wij Euro Jazz. Dat smallere segment had onze voorkeur boven het klassieke format van Classic fM. Alleen had Euro Jazz de zaken financieel niet op een rijtje, ze kwamen helaas niet door de financiële toetsing. Maar het is niet zo dat Classic fM op onze suggestie op het laatste moment nog 40 procent jazz aan hun programmavoorstellen heeft toegevoegd. Die suggestie is vaak gewekt door de concurrerende radiostations. Maar zo is het niet gegaan. In London is gezegd, toen bleek dat Euro Jazz niet kapitaalkrachtig was, dan dienen wij een definitieve aanvraag in, waar ook een jazz-element in zit. Dat was op zichzelf genomen geen onverstandig gedrag van Classic fM. Maar het zou ons het best uitgekomen zijn als er een combinatie van Euro Jazz en Classic fM gemaakt was, dat was ook sterker geweest.

 

In de procedure van de toewijzing stond dat wij eventueel zouden proberen om samenwerking te bevorderen. Na de sluitingsdatum van de aanvraag konden nog aanvullende dingen worden besproken. Dat is dus niet buiten de procedure om gegaan, anders hadden we natuurlijk niet de titel gehad om dat te doen. Het is van te voren gemeld. In de weken tussen de formele besprekingen en de sluitingsdatum hebben we geprobeerd om te kijken of Euro Jazz en Classic fM niet samen konden gaan. We hebben dat ook onderzocht bij Radio Noordzee en Holland FM. Ik sluit niet uit dat er namens het departement zelfs geprobeerd is om tussen Sky Radio en Radio 10 Gold een vorm van samenwerking uit te proberen. En we hebben in die periode gekeken of er belangstelling bestond voor een nieuwszender op AM 1395, in plaats van op de AM 747.

 

Zoals verwacht meldden bijna alle partijen die buiten de boot waren gevallen zich bij het Commissie voor Beroep van het Bedrijfsleven (CBB). Over de uitspraak wordt veel gekleurde informatie gegeven. De procedure van de departementen zou zijn afgewezen en er moest aan Sky en Radio 538 een frequentie gegeven worden. Maar zo is het niet gegaan. Alle oorspronkelijke toewijzingen zijn in stand gebleven. De departementen zijn op de hoofdzaken in het gelijk gesteld: is er voldoende wettelijke basis en mogen er criteria worden toegepast. Het CBB plaatste wel kanttekeningen bij de breedte van de criteria, in het bijzonder of de economische belangen voldoende waren meegewogen. Daarbij werd gezegd dat alleen het aanbod binnen het commerciële domein beoordeeld had mogen worden.

 

We hadden dus niet naar het totale media aanbod mogen kijken, inclusief de publieke omroep. Daarover was ik nogal verbaasd. Je kunt de publieke omroep, die ook in de ether zit, toch niet zomaar weglaten in je beoordeling? Maar goed, de rechter besloot dus dat de regering rekening moest houden met zijn opmerkingen en opnieuw moest beslissen op de aanvragen van Sky en Radio 538. Zo was het. Er was sprake van een nieuw beslismoment voor de regering. In principe hadden dezelfde beslissingen genomen kunnen worden, als ze beter gemotiveerd waren. Er is in 1995 opnieuw besloten toen bleek dat er extra frequentieruimte vrij was te maken. Toen vielen Sky en Radio 538 alsnog in de prijzen. De regering heeft die uitgedeeld, en niet de rechter. Er was dus geen sprake van een dwingende uitspraak van de rechter rechtstreeks ten gunste van Sky en 538.

 

De verschuiving

 

In 1994 was de toewijzing van etherfrequenties aan de commercie een zaak van de Ministeries van WVC, nu OCW en van VW. In 1994 waren de inhoudelijke argumenten bij de toewijzing belangrijk, en had WVC het voortouw. Voor 1997 lijkt het veilingsysteem meer een zaak van VW te zijn. Vrij snel na het aantreden van het Paarse Kabinet werden er uitspraken gedaan in de procedure van de commerciële partijen die meenden in 1994 ten onrechte geen frequentie gekregen te hebben. Die rechtszaken waren gericht tegen VW, en in die lijn is de positie van VW bij de toewijzing belangrijker geworden. Maar de rolverdeling is hetzelfde: Verkeer & Waterstaat gaat over het infrastructurele deel, en OCW gaat over het mediapolitieke deel. Het grote verschil tussen 1994 en 1997 is dat het nu meer gezien wordt als een infrastructuurprobleem, terwijl het eerder meer een mediapolitieke zaak was. Maar ik schat dat als we de uitgifte genaderd zijn het weer een mediapolitiek probleem zal zijn.

 

De distributieschaarste II

 

In 1991 is in de nota 'Publieke Omroep in Nederland' verwoord hoe de regering aankijkt tegen het schaarsteprobleem in de ether, ook voor radiozenders. Dat is nog volstrekt up-to-date. Ik citeer: "Het hoort bij een optimistisch wereldbeeld dat regelmatig voorspellingen worden gedaan over het opheffen van schaarste van goederen. Doorgaans worden deze verwachtingen, hoe jammer ook, weerlegd door geschoolden in de economische wetenschap en door de realiteit zelf. Zo wordt sinds de opkomst van de kabel en de satelliet-ontvangst in het begin van de jaren zeventig, regelmatig de verwachting uitgesproken dat de technische schaarste op deze terreinen aan het verdwijnen is. Deze verwachting is geen onbelangrijk gegeven. De betrokkenheid van de overheid bij de omroep is van oudsher immers mede gelegitimeerd door de schaarste aan distributiekanalen voor radio- en televisieprogramma's.

 

Het ontbreken van schaarste zou pleiten voor een terughoudende rol van de overheid. Mijn taxatie voor de nabije toekomst is dat de schaarste aan etherfrequenties voorlopig nog een dominante rol zal spelen, dat de capaciteit van kabelnetten nog een aantal jaren zekere beperkingen zal kennen en dat de ruimte die door verbetering van de techniek ontstaat niet groot genoeg zal zijn om volledig aan de vraag naar etherfrequenties tegemoet te komen. Ik ben van oordeel dat overheidsoptreden gewenst en noodzakelijk blijft om zorg te dragen voor de rechtvaardige verdeling van de schaarse distributiekanalen. Daarbij veronderstelt een doelmatig overheidsoptreden steeds het voorzien in prikkels tot samenwerking van de betrokken instellingen en organisaties." Met die tekst ben ik het nog compleet eens, die gaat nog wel tien jaar mee.

 

De ruimte op de radiogolflengtes FM en AM is natuurlijk niet onbeperkt. Anders zouden we ook het probleem niet hebben van de verdeling. Ik ken natuurlijk wel de klacht van de commerciële radioboys die zeggen dat de verdeling tussen de publieke radiofrequenties en de commerciële radiofrequenties erg ongelijk zou zijn. Zij hebben het over een verhouding van 90 procent publiek tegen 10 procent voor de commercie. In die berekening worden ook alle publieke frequenties van regionale en lokale omroepen meegenomen, en dat geeft daarom een vertekend beeld. Wij hebben een hele andere visie, waar we in de loop der jaren geregeld ons standpunt over hebben geventileerd. Nadat Sky Radio en Radio 538 in 1995 alsnog een etherfrequentie hebben gekregen zijn er nu zeven commerciële pakketten tegenover zes publieke pakketten.

 

De commercie heeft 4 FM-pakketten; 1) Radio Noordzee Nationaal, 2) Classic fM, 3) Sky Radio, 4) Radio 538 en drie AM-pakketten; 1) Radio 10 Gold, 2) HitRadio Veronica en 3) Veronica NieuwsRadio.

 

De publieke omroep heeft 4 FM-pakketten; 1) Radio 1, 2) Radio 2, 3) Radio 3, 4) Radio 4 en twee AM-pakketten; 1) Radio 1 en 2) Radio 5.

 

Daarmee lijkt op dit moment de verhouding publiek-commercieel voldoende evenwichtig. Niet alle commerciële FM-pakketten zijn landelijk dekkend, dat is waar. Maar ze zijn wel zoveel landelijk dekkend dat het commercieel zeer interessant is. In ieder geval voldoende om de dubbelde bedekking van Radio 1 juridisch te legitimeren. In 1994 is de dubbele verspreiding van Radio 3 opgeheven, waarbij de AM 675 is vrijgemaakt voor Radio 10 Gold. De AM 747 voor Radio 1 is gehandhaafd, omdat FM en AM een ander publieksbereik hebben. De FM richt zich meer op het binnenland, de AM kun je ook nog in het buitenland ontvangen. Gebaseerd op een advies van de Commissie Donner is dat onderscheid ook voor de rechter relevant gebleken, waardoor Radio 1 ook voor de vrachtwagenchauffeurs op de Gotthardpass behouden bleef. Nu krijgen we hetzelfde vraagstuk op regionaal en lokaal niveau. Sinds de zomer van 1996 kan er op lokale en regionale schaal commerciële omroep worden bedreven, waardoor ook hier naar de verhouding publiek-commercieel gekeken zal worden. Maar op landelijk niveau luidt het officiële regeringsstandpunt dat de verhouding voldoende gelijk ligt. Er is geen sprake van grote onevenwichtigheid. De verhouding 90-10 is onzin, dat is lying with statistics.

 

Wellicht dat er nog een paar frequenties meer vrij te maken zijn. Het hangt er ook van af welke kwaliteitsnormen je daarbij stelt. Het zijn ook lang niet altijd de meest rendabele gebieden in Nederland. De Nozema is volgens mij niet partijdig, dat idee wordt in het commerciële circuit gecultiveerd. De Raad van Bestuur kan niet direct invloed uitoefenen, en alle resultaten worden openbaar gemaakt. Er wordt dus niet maar wat gerommeld of stukken achtergehouden. Er mag best een andere partij onderzoeken of er meer frequentieruimte is, een second opinion kan nooit kwaad, maar ik geloof dat er op de korte termijn niet zoveel rek in zit. Bovendien duurt het wel even voordat die extra ruimte echt gerealiseerd is, dat moet eerst allemaal om- en opgebouwd worden. Als Erik de Zwart van Radio 538 het liefst zijn eigen mast bouwt, omdat hij niks met de Nozema te maken wil hebben, dan heeft hij er duidelijk geen verstand van. Je moet dan een vergunning hebben om een zendermast te bouwen, en je moet hinderwetprocedures aangaan, noem maar op. Die procedures duren zo lang, in de tussentijd is hij al failliet. Het FM-H net is speciaal opgericht om Radio 1 op de FM te kunnen zetten. Je kunt van de publieke omroep moeilijk vragen hun belangrijkste zender te verkwanselen voor een positie op de middengolf. De technologische ontwikkeling maakt het over een jaar of tien mogelijk om via het DAB systeem veel meer zenders te beluisteren. Dan krijg je net zoals bij televisie op de kabel een veel groter aanbod, en zijn de problemen met radiodistributie grotendeels opgelost.

 

De argumenten

 

Vergeet niet dat het allemaal big business is. De argumenten van de commerciële partijen zijn ook eigenbelang. Ik heb er alleen moeite mee als de dames en heren beweren dat de commerciële omroep echt beter is voor de mensen. Dat is jokkebrokkerij, want dat is natuurlijk niet zo. Als je de commercie zijn vrije gang laat gaan, krijgen we een eenzijdige palet van grote doelgroepenzenders, met een brede, vlakke programmering. Terwijl het natuurlijk veel interessanter is het zo te organiseren dat mensen kunnen kiezen uit een veelzijdig palet met dingen die ook voor kleinere groepen bestemd zijn. Als mensen gewoon eerlijk zeggen dat ze geld willen verdienen is dat geen probleem. Ons land is traditioneel verdeeld in een meer ideologisch ingestelde groep (de dominee) en een groep die geld wil verdienen (de koopman). Daar zitten ook dwarsverbanden tussen, maar we moeten de boel niet gaan verwarren. In de statuten van RTL en Sky staat niet dat ze zoveel mogelijk mooie programma's moeten maken, maar dat er zoveel mogelijk reclame verkocht moet worden. Het argument "Dat is beter voor het land" is voor hen bijzaak, geen hoofdzaak.

 

De lobby

 

In medialand is de lobby niet zoveel anders als in de rest van de politiek. Alle partijen roeren zich in de Nederlandse besluitvorming om de eigen belangen te vertegenwoordigen. Ik ben er aan gewend, en ik ben er ook voor. Men probeert schriftelijk of telefonisch contact te krijgen met bewindslieden, kamerleden en ambtenaren. De wereld is niet zo groot dat er onnoemelijk veel mensen in rondlopen. Na een tijdje ken je elkaar, en tref je elkaar bij allerlei gelegenheden. Ik eet wel eens wat met mensen, ga wel eens ergens naar toe. Soms vragen ze aan mij hoe ze iets moeten aanpakken. En dan adviseer ik ze geheel gratis. Ik raad ze aan bij die kamerleden en die bewindslieden binnen te komen, een leuke brief te schrijven, noem maar op. Ik ben natuurlijk wat meer aan standpunten gebonden, maar ik ken de verschillende belangen van de partijen. De lobby in 1996 komt vooral van de radiomensen, en gaat meestal over het veilingsysteem. Ik denk dat de radiozenders ook veel bij het Commissariaat voor de Media in Hilversum langsgaan. De één is doller op me dan de ander, maar lobby is een algemeen geaccepteerd gegeven. Ik weet ongeveer wat iedereen vindt. Uiteindelijk bepalen regering en parlement welk beleid gevoerd wordt. Maar voordat er besloten wordt kristalliseert zich hier al wel een beetje uit welke kant het op zal gaan.

 

De Vooruitgang

Nieuwe technische ontwikkelingen brengen geen veranderingen in de cultuurpolitieke inslag van de zorg voor kwaliteit, algemene bereikbaarheid en betaalbaarheid van de omroep. Ik zeg niet dat de publieke omroep te allen tijde op een open tv-netwerk moet zitten. Dat vind ik nu wel, en ik zie het ook niet snel veranderen, maar als iedereen naar een gesloten net kijkt dan moet de publieke omroep daar op inspelen. Maar dat is hoogstens over tientallen jaren het geval, als het al zover komt. Ik geloof niet dat iedere kijker zo specifiek zijn eigen programmapakket wil samenstellen. Dat zegt de commercie wel, maar ik denk dat de komende tien jaar de meeste mensen collectief op het open net blijven kijken.

 

De demografische ontwikkeling van Nederland wijst ook die kant op. De Nederlandse bevolking wordt hoofdzakelijk ouder, de piek slaat pas om na 2030. Je moet kijken wie er kijkt. Iedereen die denkt dat het in de toekomst om jonge mensen gaat die snel nieuwe diensten oppikken ziet over het hoofd dat tussen 2005 en 2020 dit land vooral uit mensen bestaat geboren en getogen in deze eeuw.

 

Er wordt al jaren geroepen dat allerlei nieuwe diensten alles zullen veranderen, maar heb jij al nieuwe diensten gezien? Er is betaal-tv gekomen met films, maar dat hebben we al tien jaar. Sport 7 is er gekomen, maar als dat achter de decoder zit kost dat zo'n 200 tot 300 gulden per jaar extra voor dezelfde programma's die je eerst gratis kon zien. Dat noem ik geen maatschappelijke vooruitgang. Je ziet dat de controverse tussen publieke en commerciële open netten afvlakt, en dat er een nieuwe tegenstelling opdoemt: die tussen de open- en gesloten netten. Verder zie ik op het gebied van de programma-industrie niet meteen nieuwe diensten. Misschien is het over tien jaar wel anders. Het zou kunnen, wie weet. Maar is dat dan het snel veranderende medialandschap waar iedereen het over heeft?

 

De overgang van het publieke monopolie naar een duaal bestel heeft zich tussen 1980 en 1995 voltrokken. De verhouding tussen open en gesloten netten is het item voor de komende tien jaar. Nu wordt gewed op betaal-tv, en is Sport 7 er gekomen. Sport 7 was een verrassing, te vroeg wellicht, of een brug te ver, wie weet. Maar de algemene ontwikkelingen over de jaren vind ik wel te volgen. Ik heb ook nooit het idee dat de politiek zo achter de ontwikkelingen aanloopt. In het bedrijfsleven en de telecommunicatiesector vinden wel echt grote veranderingen plaats. Daar gebeuren interessante dingen die maatschappelijk een veel grotere betekenis hebben dan het tempo van de penetratie van pay per view, video on demand of welke vorm van betaal-televisie dan ook.

 

Bij nieuwe technologische ontwikkelingen wordt vaak beweerd dat het al het bestaande zal verdringen. Dat is volgens mij historisch volstrekt onjuist. Neem het voorbeeld van de slaapbank. Stel je voor dat de uitvinder van de slaapbank in het blad voor woninginrichting schrijft dat nu alle banken en alle bedden zijn verouderd. Alles gaat de deur uit, en iedereen koopt een slaapbank. Weet je wat ze dan zeggen? Die man is gek. Maar als iemand roept dat er zoveel radio- en tv-netten komen en zoveel nieuwe diensten, en dat alles anders wordt, dan vindt men dat heel interessant. Maar de radio heeft de krant niet verdreven, en de televisie niet de radio, en nu zal er ook niet zoveel veranderen. De nieuwe diensten zullen hun plaats moeten bevechten naast de krant, de radio, de televisie en de videorecorder en cd-speler en noem maar op.

 

De discussie over het tempo van de informatie- en technologische veranderingen in onze maatschappij zie ik vaak als een variant op 'Klaas komt'. Jaren geleden heeft iemand in Amsterdam overal in de stad 'Klaas komt' op de muren gezet. Dat begint dan een eigen leven te leiden, waarbij iedereen denkt dat er ook echt wat gaat gebeuren. Het wereldbeeld dat rondom de hype van de nieuwe diensten hangt, daar geloof ik absoluut niet in. De drijvende kracht wordt amusement, lees ik dan. Dan denk ik: dat hebben ze in Rome ook een tijdje gedacht, ha ha ha. In een filosofische bui bekruipt me eerder het gevoel dat we absoluut niet weten waardoor de wereld gestuurd wordt. Zo is het ook met de informatiemaatschappij. Het is te groot voor bestuur. De maatschappelijke effecten komen straks als verrassingspakketten uit de toekomst op ons af. En het zal niet allemaal amusant blijken te zijn."

 

(c) Arjan Snijders