Dit is een hoofdstuk uit het inmiddels niet meer te verkrijgen boek over de opkomst van commerciële omroep in Nederland en wordt als naslagwerk gekoesterd als het gaat over de periode 1985-1996 in de Nederlandse omroepgeschiedenis. Die omroepgeschiedenis werd sterk gestuurd door de politiek. Omroepminister Hedy d'Ancona, die Arjan in 1996 opzocht in haar Brusselse kantoor, had niets minder dan 'de verheffing van het volk' voor ogen. Oordeel hier of zij terecht de ingrijpende invloed die 3 uur radio en 3 uur tv per dag bij mensen in hun hoofden prent, wilde beschermen of betuttelen.
"Commerciële zenders lijken overal op elkaar. Het is vrij moeilijk om er naar te kijken zonder te gaan braken."
Vier jaar mediabeleid in een voor de commerciële omroep zeer bepalende periode. Hedy d'Ancona is van 1990 tot 1994 namens de PvdA vier jaar lang minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC). Onder het kopje Cultuur valt ook de omroep. d'Ancona ontpopt zich als liefhebster en voorvechtster van de publieke omroep. Zij probeert met vele maatregelen de publieke omroep te versterken, onder andere in 1991 door de invoering van de zondagsreclame bij de Ster. Niettemin heeft de commerciële omroep dan al een belangrijke plaats ingenomen in onze maatschappij. Een verworvenheid waar d'Ancona niet zo enthousiast over is. Noodgedwongen door de Europese wetgeving maakt Hedy met gezonde tegenzin meer ruimte voor de commercie. Tijdens de periode van haar voorganger Brinkman moest de commercie zich nog van U-bochten bedienen. d'Ancona maakt binnenlandse commerciële omroep mogelijk, via de kabel. Ook de verdeling van etherfrequenties voor radiostations valt onder haar bewindsperiode. De verdeling ogst veel kritiek. d'Ancona staat echter nog steeds achter de gemaakte keuzes, en blijft zich inzetten voor de publieke omroep.
"Er heeft heel lang een grote weerzin bestaan tegen commerciële omroep. Ieder mens wist gewoon dat het vervlakking zou brengen. Vooral vanuit de christelijke hoek werd er gezegd: 'De omroep is al erg, laat staan commerciële omroep'. Hel en verdoemenis zou dat worden. Men associeerde het met allerlei negatieve zaken. Bovendien hadden en hebben wij in Nederland een omroepsysteem met een enorme geschiedenis, waar mensen zich behoorlijk mee identificeren. Voor dat omroepsystem is een strijd gevoerd, dat doe je dus niet zomaar weg. Het is een menselijke neiging om iets wat je als een verworvenheid beschouwt te beschermen. Zeker als de kans bestaat dat al te ruwe behandeling van buitenaf de overlevingskansen sterk vermindert. Daardoor heeft het zo lang geduurd dat er commerciële omroep in Nederland is toegestaan en geaccepteerd.
De taak
Een commercieel tv-station is er niet om mooie televisie te maken of om mensen iets te leren, maar om geld te verdienen. Daar is absoluut niks op tegen, iedereen is daar mee bezig, dus dat is geen moreel oordeel maar een constatering. Maar dat betekent wel dat commerciële tv gebruik maakt van goedkope Amerikaanse films en series. Niet altijd slecht, maar wel goedkoop. Je ziet dan ook dat alle commerciële tv-stations in Europa draaien op die goedkope Amerikaanse produkten.
Ook al is het een industrie waarmee geld verdient wordt, toch heeft de overheid hier iets meer mee te maken dan met andere zaken waar geld mee verdiend wordt. Want tv komt bij iedereen in de huiskamer. Het kan de levens van mensen en kinderen beïnvloeden dus, afgezien van een cultuurpolitiek standpunt, heeft de overheid daar ook een taak. Als ineens het Front National een zender begint en ze zouden racistische boodschappen uitzenden, dan zou ik er toch echt voor zijn om zoiets te verbieden. Je moet ook kunnen zeggen dat er geen porno uitgezonden mag worden voor zeven uur 's avonds. En dat je geen reclames rondom kinderprogramma's plaatst voor allerlei artikelen waarvoor je maar even hoeft te bellen en je bent de gelukkige eigenaar.
Het gaat me niet alleen om verbodsbepalingen, maar ook om stimulerende maatregelen. Je ziet dat door al die goedkope Amerikaanse produkten de Europese filmers en documentairemakers worden overgeslagen bij commerciële zenders, omdat ze relatief gezien veel te duur zijn. Ik vind het dan niet zo gek, als er toch zoveel verdiend wordt in die business, om een belangrijk cultureel erfgoed zoals je eigen film- en televisie industrie een beetje te solveren. We hebben ook een Europees fonds gecreëerd waaruit Europese audiovisuele producties kunnen worden betaald. Ik vind niet dat je een dergelijk belangrijk erfgoed door de commerciële omroep moet laten ombrengen. Daar moet je wat aan doen. Ik vind dat iedereen, net als met zuiver water, er bij gebaat is dat daar beschermend wordt opgetreden. Ik denk dus dat je richtlijnen kunt stellen voor reclames, beschermende bepalingen voor kinderen, en een quotum voor Europese producties. Dat moet dan zowel voor de publieke als de commerciële omroep gelden.
We stellen eerder dit soort inhoudelijke voorwaarden aan de commerciële omroep dan bijvoorbeeld aan de krantenwereld. De vergelijking tussen de commerciële omroep en de krantenwereld zou ik ook niet zo snel maken. Op kranten moeten mensen zich abonneren, terwijl televisie gewoon je huiskamer binnenkomt, of je nu wilt of niet. Dat is toch echt iets heel anders. Tv-zenders hebben er geen last van dat een zekere elite zich van ze afkeert, het gaat ze toch om de massa. Maar als een krant abonnees verliest gaan ze moeite doen om die abonnees terug te krijgen door brieven te schrijven. En als je echt geld wilt verdienen dan investeer je niet zo snel in een krant. Kranten worden niet echt gemaakt als middel om veel geld mee te verdienen. We verlenen trouwens ook steun aan kranten, door middel van het Bedrijfsfonds voor de Pers. Daar kunnen kranten terecht die het niet redden. Er hebben onder invloed van een strenger wordende markt heel veel fusies plaatsgevonden. Ik had graag een wet gemaakt tegen de fusering van kranten, maar daar was geen kamermeerderheid voor te vinden.
Het sentiment
Het publieke bestel onderscheidt zich vooral van de commercie doordat ze ruimte biedt aan allerlei minderheden die anders nooit in de ether te beluisteren zouden zijn. Dat zie ik nooit bij de commerciële omroep. Daarom is de publieke omroep iets wat gekoesterd moet worden. Als je het uitverkoopt krijg je het nooit en nooit meer terug. Elk stukje wat je afstaat ben je voor goed kwijt. Het is een zeer kostbaar goed, en je moet het dus bewaren.
De politiek had een buitengewoon grote vinger in de pap bij de Nederlandse omroep. Het was natuurlijk niet toevallig dat er zoveel oud-politici bij de omroep een baantje kregen. Zo'n omroepbons hoefde maar even bij zijn makkers op het Binnenhof te gaan neuzen en er werd iets geregeld. Dat is onder mijn bewind veranderd, constateer ik nu, terugkijkend. Tijdens mijn periode is er in de kamer een soort weerzin tegen dat geregel ontstaan, en een afkeer van Hilversum in het algemeen. Ik zag een liefde en warmte voor het zuilensysteem vervliegen. De vanzelfsprekende support voor het publieke bestel ebte weg. Het ging wel eens zo ver dat het mij irriteerde. Ik vond het helemaal niet goed dat er jarenlang één-tweetjes waren gespeeld tussen Den Haag en Hilversum. Maar ik vond ook dat mensen, die zich alleen in het onderwerp televisie verdiepen als ze er zelf op te zien zijn, soms te ver gingen in hun oordeel. Er werd wel gezegd dat alles maar commercieel moest worden. 'Wat maakt het allemaal uit, dan kost het ook geen geld, want die omroepbijdrage drukt maar op de algemene lasten'. Maar naar mijn idee werd daar veel te achteloos tegen aan gekeken. Ik dacht: Doorzien jullie niet dat daar nog steeds een soort sentiment ligt wat zo ver gaat dat het mogelijk is dat als je de omroepverenigingen zou opheffen er een kabinet over zou kunnen vallen. En daar wordt dan zo achteloos over gedaan. De omroepverenigingen hebben wel aanzienlijk meer leden dan politieke partijen!
De omslag
De komst van de commerciële omroep in Nederland had iets dramatisch. Het had iets volstrekt onontkombaars, maar er is weet ik niet hoeveel jaren over gebakkeleid, gesproken, gediscussieerd. Toen er eind jaren tachtig diverse stations zogenaamd uit Luxemburg kwamen, met die door hen zelf bedachte U-bocht constructie, toen hebben wij gezegd: Als het van buiten af kan, dan is het beter dat het van binnenuit gebeurd. Het zou ridicuul geweest zou om het nog langer tegen te houden. Je had wel kunnen blijven weigeren, maar dan had iedereen in Luxemburg, of waar dan ook, gezeten. De Europese regelgeving is de katalysator geweest achter die beweging. Het is Europa geweest die Nederland gedwongen heeft om commerciële omroep te legaliseren. Dat is gevat in de nieuwe Mediawet uit 1991. Voor die tijd was het niet mogelijk om legaal commerciële omroep in Nederland te bedrijven. Het Europese Parlement maakte duidelijk dat je het toch niet tegen kon houden.
Het wetsontwerp
Vrij snel na mijn aantreden wilde ik de mogelijkheid voor binnenlandse commerciële omroep wettelijk mogelijk maken. Dat wilde ik in een paar maanden afhebben. Maar toen zeiden de ambtenaren op het Ministerie van WVC: 'Als je het binnen anderhalf jaar af hebt dan is dat het snelste wetsontwerp dat je ooit gered hebt'. We zijn er toen echt heel hard aan gaan werken. Ik heb de Raad van State gebeld om te vragen of ze alsjeblieft snel een advies wilden uitbrengen. Toen ik in 1991 het wetsontwerp indiende is er niet veel weerstand geweest in de kamer. Ik heb wel met de CDA-fractie grote problemen gehad over de zondagsreclame. Het publieke bestel kende nog geen reclame op zondag. Die maatregel was bedoeld ter versterking van het publieke bestel, om ze een betere concurrentiepositie te geven. Dat onderdeel is eerst afgekeurd, maar uiteindelijk toch nog ingevoerd. We hebben een zo eenvoudig mogelijk wetsontwerp gemaakt, met zo min mogelijk pesterijen voor de commerciëlen erin. We hebben een systeem gemaakt waarbij echt heel weinig spijkers op de weg werden gestrooid. Dat kun je ook wel zien aan de groei van die radio- en tv-stations, we hebben het ze niet bijzonder moeilijk gemaakt. Behalve dat je eerst op de kabel moet zien te komen, dat was eigenlijk het enige. In Engeland hebben ze een systeem waarbij die commerciëlen aan veel meer regels gebonden zijn, en moeten ze ook flink betalen. Soms had ik dat ook wel eens willen gebruiken.
Vanaf 1992 was het dus mogelijk om in Nederland commerciële omroep te bedrijven. Tja, je kunt zeggen dat het misschien beter drie jaar eerder mogelijk gemaakt had moeten worden. Dan waren er geen buitenlandse zenders groot geworden, misschien is dat zo... Maar is het nu zo erg dat RTL4 uit Luxemburg komt? Voor Nederlanders is RTL4 een Nederlandse zender. De mensen die er werken zijn toch Nederlanders? Dat maakt niet zo veel uit, hoor. Het TV10 plan is nog in de beleidsperiode van Brinkman gevallen. Dat was wél een heel goed plan. Er zaten een aantal aantrekkelijke kanten aan, zoals een soort samenwerking tussen de publieken en de commerciëlen. Dat was misschien wel een betere optie geweest.
De etherfrequentieverdeling
In 1994 hebben we vijf landelijke etherfrequenties voor commerciële radio uitgedeeld. Er waren veel meer gegadigden dan plekken in de ether. Ik was er van overtuigd dat iedere verdeling die ik zou maken omhelst zou worden door diegenen die in de prijzen vielen, en afgewezen zou worden door degenen die niet in de prijzen vielen. Ik sta in principe nog steeds achter die verdeling. Niet omdat het geen enkele kritiek oproept, maar omdat die kritiek vooral komt van de partijen die geen frequentie hebben gekregen. Ik vond wel dat er toch een paar aardige elementen aan de criteria verbonden waren. Vooral het aanvullende karakter wat we van zenders gevraagd hebben, zodat je niet nog meer van hetzelfde in de ether krijgt, dat vond ik op zich nog wel leuk. Zoals bij die zender met Nederlandstalig aanbod, dat is toch een behoorlijk succes geworden, dacht ik. Het is voor de luisteraar interessanter om niet een kopie van Hilversum 1 of Hilversum 3 te krijgen, maar om bijvoorbeeld een jazz-zender te krijgen, of een klassieke zender, of een Nederlandstalige zender.
Ik heb nog nooit van de kritiek gehoord dat we die keuzes gemaakt zouden hebben uit bescherming voor het publieke bestel. Nee. Daar kan ik me helemaal niks bij voorstellen. Ik ben vaak beschermend geweest ten opzichte van Hilversum, maar niet hierin. Nee, anders zou ik dat best zeggen. In al die discussies bij het ontwikkelen van de selectiecriteria hebben we dáár nooit over gesproken. We hadden gewoon een paar pakketten met frequenties, en het uitgangspunt was dat de zenders zo veel mogelijk een aanvulling moesten zijn op de al bestaande zenders. De kritiek over Classic fM is mij ook niet bekend. Ik weet niet of er na de inschrijving nog contact is geweest over de hoeveelheid jazz in de programmering van Classic fM. In ieder geval niet door mij, maar wat de ambtenaren gedaan hebben weet ik niet, daar zit ik niet bij. Maar ze hebben het niet aan mij verteld. Ik betwijfel het ook. We zijn behoorlijk zorgvuldig geweest. Vooral omdat er zulke grote financiële belangen mee gemoeid zijn, en de keuzes dus voor de rechter verdedigbaar moesten zijn. Anders krijgt de overheid met grote financiële claims te maken. Ik heb juist van de ambtenaren geleerd dat je niet zomaar wat kon proberen en het weer veranderen als het niet goed is. Ik heb het zo zorgvuldig mogelijk gedaan. Ik weet dat Sky Radio en Radio 538 via schadeclaims alsnog een etherfrequentie hebben gekregen. Maar ik troost me met de gedachte dat als ik het minder zorgvuldig gedaan zou hebben er nog veel meer claims waren gekomen. Er waren waarschijnlijk ook veel claims die niet zijn toegewezen.
Het tempo
De ontwikkelingen op het gebied van de commercialisering gaan heel snel. Je kunt bijna niet pretenderen dat je dat met wetgeving bij kunt houden, want daar duurt de tot stand koming van een wet nu eenmaal te lang voor. En juist omdat er zoveel en snel verandert is het heel moeilijk om pasklare wetgeving klaar te hebben, of een ideale uitgangspositie te creëren. Kon je maar met helemaal niets beginnen, dat heb ik vaak gewild. Vanuit het niets een ideaal publiek bestel ontwikkelen, ook rekening houdend met de ontwikkelingen op de elektronische snelweg, en er dan één groot net van maken. Heerlijk lijkt me dat, maar dat kan dus helaas niet. Als je het helemaal anders zou willen regelen dan schreeuwt iedereen moord en brand, omdat je het bestaande niet uit kunt vlakken. Je loopt dus eigenlijk noodgedwongen achter de feiten aan. Je kunt niet zeggen dat de wetgever creatief inspeelt op de nog te verwachten veranderingen, want dat is niet zo.
Het verschil
Het Paarse Kabinet kijkt anders aan tegen de omroeppolitiek dan het kabinet in mijn beleidsperiode. Dat kan snel veranderen. Vooral de VVD en D66 hebben allerlei typische ideeën die nogal bedreigend zijn voor het publieke bestel. Ze vinden dat 3 tv-zenders voor Nederland wat overdreven is en dat er wel één tv-zender weg kan, dat het publieke bestel alleen maar het betere en het hogere moet brengen, en dat het publieke bestel geen reclame zou moeten hebben. Die opvattingen bij elkaar zouden het absolute einde van het publieke bestel betekenen. Een bestel blijft alleen maar publiek als er ook een publiek is. Dat is dus wanneer een aanzienlijk deel van het kijkerspotentieel het de moeite waard vindt om er naar te kijken. Dat bereik je makkelijker als je zo veel mogelijk ruimte hebt om dat uit te dragen. Als je een tv-zender wegdoet komt er nóg een commerciële zender bij. Volgens mij hebben we er al genoeg. Als je het publieke bestel alleen het hogere en het verfijnde laat uitzenden dan ben je bezig met een voorkeurenpallet voor een heel klein deel van het publiek. Ik heb juist altijd het idee gehad dat het publieke bestel alles moet doen, omdat het voor en van iedereen is. Je kunt dan wel proberen in alles de beste kwaliteit te brengen. Mensen roepen dan al snel: bah, al die spelletjes. Maar je hebt hele goede spelletjes en hele stompzinnige spelletjes. Je kunt niet zeggen dat spelletjes bij voorbaat stom zijn. Het is ook heel raar om er ineens iets deftigs van te maken. Iedereen betaalt de kijk- en luisterbijdrage. Als je televisie maakt voor een hele kleine elite dan moet je maar pay-tv gaan maken. En het wegdoen van de reclame, éénderde van de inkomsten, betekent dat je geen geld meer hebt om kostbare shows te maken. Die shows zijn alleen maar duurder geworden sinds er commerciële televisie is. Het is nu bijna onbetaalbaar. Mensen worden weg gekocht, programmaconcepten en formats worden weggekaapt. En nu gaat ook de sport naar degene met de dikste portemonnee.
Ik vind dus dat de VVD en D66 het publieke bestel wat te laag inschatten. Je mag daar natuurlijk anders over denken als ik, het is nu hun beurt, daar is het een democratie voor. Maar ik zie waar dat toe leidt. Ik heb in mijn functie als Europarlementariër een onderzoek gedaan naar televisie in Europa. En het is vrij moeilijk om dat te doen zonder te gaan braken, zo vreselijk is het. Commerciële zenders lijken écht overal op elkaar. En als je de publieke omroep kleiner laat worden dan weet je er voor in de plaats krijgt. Maar de mensen die hierover beslissingen nemen zijn niet de mensen die veel tijd over hebben en 's avonds uitgezakt voor de televisie hangen. Ze zeiden tegen mij ook wel eens: 'Ach, publiek of commercieel, er is helemaal geen verschil meer in wat ze uitzenden'. Maar ga maar eens een avondje naar RTL4 kijken. Ik zei dan: "Ik zou u graag de straf willen opleggen om u een week vastgebonden op een stoel alleen maar naar de commerciële omroep te laten kijken. Dan pas weet u waar u het over heeft." Niet dat ik alles zo prachtig vind wat bij de publieke omroep wordt uitgezonden, maar het is beslist van een ander niveau.
De wens
Ik heb geprobeerd de commerciële omroep een aanvulling te laten zijn op wat de publieke omroep doet, maar de huidige politieke houding brengt met zich mee dat het bestel het gat moet dichten wat de commerciëlen niet vullen. Vroeger kon de overheid bepalen wat er wel en niet te zien en te horen was. Maar je krijgt nu hele andere infrastructuren en technieken waarmee je alle zenders kunt ontvangen. Daarmee is het schaarsteprobleem voorbij, en ben je de sanctie van de ether of de kabel kwijt. Hoe je in de toekomst dus daarin kunt sturen weet ik niet. Ik hoop dat mensen het goed blijven vinden dat er een democratische besluitvorming plaatsvindt over wat iedereen ongevraagd te zien krijgt. Ik hoop dat er bepaalde randvoorwaarden blijven gelden, om de confrontatie te voorkomen waarvan mensen gevrijwaard moeten blijven. Je krijgt zo de kans om het voor de mensen interessanter te maken, en die kans moet je zo goed mogelijk benutten. Dat is zo interessant, omdat het te maken heeft met de 'verheffing' van het volk. Als dat tenminste niet zo'n ouderwets woord zou zijn."
(c) Arjan Snijders