4 - Rob Houwer (FilmNet)

Dit is een hoofdstuk uit het inmiddels niet meer te verkrijgen boek over de opkomst van commerciële omroep in Nederland en wordt als naslagwerk gekoesterd als het gaat over de periode 1985-1996 in de Nederlandse omroepgeschiedenis. Hier lees je de monoloog van de man die zichzelf een belangrijk sleutelpersoon uit de ontwikkelfase van de Nederlandse commerciële omroep toedicht; Rob Houwer. De filmmaker was betrokken bij FilmNet, wat anno 2010 Canal Plus heet, maar met hele andere bedoelingen van start ging. Op zijn luxe kantoor, behangen met posters van zijn eigen films, word ik onderwezen in zijn commerciële tv-evangelie. Vol met idealistische bedoelingen, heus meneer.


"Abonnee-tv was in mijn ogen een eerste opstap naar een waterscheiding tussen de publieke en de commerciële televisie. Nu is het te laat, het afkalvingsproces is radeloos aan de gang. De moneymakers en zakenlieden uit Luxemburg, Stockholm, Amerika of waar ze ook vandaan komen, hebben de Nederlandse markt over kunnen nemen."

Cineast Rob Houwer speelde een belangrijke sleutelrol in het ontstaan van Neerlands eerste commerciële tv-station, de abonneezender FilmNet. Vijf jaar vóór de komst van Véronique kwam voor een kleine groep Nederlanders de commerciële televisie al in huis, mits er een decoder werd gekocht. Rob Houwer had grote plannen met FilmNet, wat eigenlijk een populair open kanaal had moeten worden, zodra het wettelijk mogelijk was. Maar Houwer maakt dat niet meer mee, en heeft de abonneezender in 1989 definitief de rug toegekeerd. Daarmee is het eerste Nederlandse initiatief een marginale rol blijven spelen in tv-land.

 

"FilmNet had uiteindelijk een volwaardig station moeten worden, wat alle sectoren bediend zou hebben. Een open kanaal, met veel films, voetbal en veel nationale produkties. Het verschil met een succesvol RTL4 zou niet zo groot geweest zijn. Zover is het niet gekomen, en ik ben er na een paar jaar uitgestapt. Ik denk er niet zo vaak meer aan, ik ben meer toekomstgericht bezig. Maar ja, het is wel een langdurige episode in mijn leven geweest. Er zijn wel een aantal mensen die gezegd hebben dat ik de zaken meesterlijk gespeeld heb. Dat ik de grote winnaar ben geweest van het hele FilmNet verhaal, en in zekere zin is dat ook zo. In zakelijke termen is het absoluut niet oninteressant geweest. Maar het is zeker niet zo dat ik bereikt heb wat ik wilde bereiken.

 

De aanloopfase

 

Bij de oprichting van FilmNet waren er twee dingen verboden, waardoor het begin jaren tachtig nog absoluut onmogelijk was om zomaar een open, Nederlands commercieel kanaal te beginnen. Het eerste verbod was dat je het signaal niet voor iedereen toegankelijk mocht verspreiden. Je moest het individueel aanleveren. FilmNet leverde alleen aan abonnees, net als Elsevier of Vrij Nederland. Bij televisie komt er dan een decoder aan te pas. Die decoder was niet alleen voor ons om de abonnementsgelden te verdienen, maar het was tevens een garantie voor de overheid dat je alleen maar leverde aan wie ervoor betaalde. Het andere verbod was dat je geen reclame mocht uitzenden. Elke vorm van reclame was verboden. Dan moet je dus wel abonnee-tv gaan maken.

 

De betrokkenheid

 

Hoe komt een redelijk bekend en succesvol producent van speelfilms in Nederland bij een tv-zender terecht? Dat kwam omdat wel duidelijk werd dat films een cruciale rol zouden gaan spelen bij de commerciële televisie. Naast sport natuurlijk, maar daar ging aanvankelijk mijn interesse niet naar uit. Iedereen wist wel dat films belangrijk zouden gaan worden, dus kwamen er verschillende partijen met mij praten. Euro-TV kwam langs, de VNU kwam met mij als producent een mogelijke samenwerking bespreken. Cees Woltzak was toen directeur van ATN, de abonnee opzet van de VNU, en hij zat met een volledig team van 30 mensen de mogelijkheden te bekijken van commerciële televisie. Hoe meer ik die verhalen aanhoorde, hoe meer ik het idee kreeg dat ik het ook zelf wel kon. Ik had een open oog voor de actuele media-ontwikkelingen, omdat ik die niet aan mijn bedrijf voorbij wilde laten gaan. Ik had goed onthouden hoe de televisie ooit in Amerika was begonnen. De filmindustrie deed daar toen heel laatdunkend over, waardoor Hollywood decennia buitenspel heeft gestaan. Hollywood had juist een verbond aan moeten gaan met dit nieuwe medium. Als ze dat wel hadden gedaan, hadden die filmbedrijven nu ook in ABC en NBC gezeten. Dan hadden ze een symbiose of synergie tot stand kunnen brengen tussen de grote tv-zenders en speelfilmproducenten. Dat wilde ik in Nederland proberen voor elkaar te krijgen, dus toen ik dacht 'dat kan ik zelf ook', ben ik gelijk begonnen.

 

Mijn bedoeling van FilmNet was een platform te creëren om veel Nederlandse speelfilms te vertonen, en om geld te genereren voor de Nederlandse speelfilmindustrie. Daarom heb ik het ook FilmNet genoemd, wat ik een hele goede naam vond die paste bij mijn doelstelling. Ik had dus zowel een commercieel als een idealistisch component in de formule. Dat maakt je in feite al sterk. Om het geld hoefde ik het niet te doen want ik had mijn andere business wel, en bovendien wist iedereen dat de aanloopkosten erg hoog zouden zijn. Binnen een aantal maanden had ik een Amerikaanse financiële groep bereid gevonden mij te financieren, dus financieel werd het haalbaar. Ik heb FilmNet als BV opgericht in 1983, en ik ben het hele spel mee gaan spelen.

 

Het Dualisme

 

FilmNet had de potentie om een grote, nationale zender te worden. Als je de kranteknipsels uit die tijd leest, zie je ook dat vrijwel iedereen positief was, zelfs het journaille vond het een sympathiek project. Ik was een enorme voorstander van het duale bestel, de publieke en commerciële omroep naast elkaar en niet tegen elkaar. We mochten niet van de advertentiemarkt snoepen, dus de schade voor de publieke omroep bleef met de komst van FilmNet beperkt. In een latere fase, als we wel reclame zouden mogen gaan uitzenden, dan had de publieke omroep natuurlijk wel een stuk advertentiemarkt moeten afstaan. Maar dan had de omroepbijdrage omhoog gekund. Iedereen houdt die bijdrage om politieke redenen op hetzelfde niveau, maar het had toen best aangepast kunnen worden. Dan had de publieke omroep geen verlies geleden, en dan had je een duidelijk Nederlands commercieel omroepmonopolie kunnen opbouwen zonder dat er een buitenlander tussen was gekomen.

 

Ik zag daar historische kansen om het in één keer goed te regelen. Dat de politiek de kans heeft laten schieten om toen iets goeds neer te zetten is nog steeds een nationaal schandaal. Nu maalt niemand er meer om. Maar toen heb ik me in de Eerste en Tweede Kamer gemengd in de discussie rondom de nieuwe Mediawet. Ik heb er steeds op gehamerd dat je de Nederlandse belangen moet behartigen. Ook als ze vooralsnog in strijd lijken te zijn met de Europese wetgeving, dan nog moet je het doen zoals de Fransen en de Duitsers het doen. Ik heb veel tijd aan die politieke lobby besteed. Een enkel kamerlid heeft wel eens een lans gebroken voor een duaal bestel met een publieke en een commerciële vleugel, zoals Loek Hermans van de VVD en Jeltje van Nieuwenhoven van de PvdA. Maar de Tweede Kamer zag het niet altijd even duidelijk, per partij was de opstelling over een duaal bestel zeer verschillend. En vooral het CDA was heel protectionistisch en behoudend, en is daar uiteindelijk ook één van de grote verliezers van geworden. Terwijl het medium televisie, ook uit electoraal oogpunt gezien, natuurlijk waanzinnig belangrijk is. Brinkman had het belang wel doorzien om het goed te regelen. Ik vond hem toch wel een visionaire minister, hij zag duidelijk dat commerciële omroep nog maar een kwestie van tijd was. Abonnee-tv was in zijn ogen, en in mijn ogen, een eerste opstap naar commerciële televisie. De eerste waterscheiding tussen de publieke en de commerciële omroep. Nu is het te laat, het afkalvingsproces is radeloos aan de gang. De moneymakers uit Luxemburg, Stockholm, Amerika of waar ze ook vandaan komen, hebben de Nederlandse markt over kunnen nemen.

 

De concurrentie

 

In 1983 waren er amper spelers op de commerciële markt. In eerste instantie waren dat voornamelijk de VNU, Euro-TV van Centerparks-man Piet Derksen, en ik dus met mijn FilmNet. De eerste opmaat van een concurrentieveldslag vond al plaats voordat er iemand iets had kunnen uitzenden. De Mediawet werd al wel voorbereid, dus werden de kamerleden geïnformeerd over de diverse invalshoeken van commerciële omroep in Nederland. Ik heb gelijk contact gezocht met Brinkman, en hem mijn plannen voorgelegd. Dat kun je lobbyen noemen, ik noem dat informatie geven. Ik had een klein team mensen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Woltzak van VNU met zijn 30 man personeel. Begin 1984 kwam er nog een medespeler opzetten, dat was Esselte. Esselte is een imperium van kantoobenodigdheden in Zweden, die hier videodistributie verzorgden. Zij hadden Peter Jelgersma als adviseur in dienst. Hij zag al gauw de potentie van wat ik aan het doen was. We kwamen in gesprek, en Jelgersma leek me toen nog een vrij open man, heel kien en zakelijk. Hij bracht me in contact met de top van Esselte, en die vonden het buitengewoon interessant wat ik aan het doen was. Zij stelden voor om een joint venture aan te gaan, onder de naam FilmNet. Toen heb ik de Amerikaanse financiers uitgewisseld tegen de Zweden, om het elegant te zeggen. Dus vanaf dat moment was FilmNet een Nederlands / Zweedse operatie. Wat ons enorm sterk maakte. Niet alleen vanuit financieel oogpunt, maar ook vanwege de enorme know-how die zij opgebouwd hadden met hun videobedrijf.

 

Esselte distribueerden in Nederland de filmgigant UIP, waar Paramount, Universal en MCA in zitten. Met sterke films, grote namen. Maar UIP zat toen bij het concurrerende abonnee-tv initiatief van de VNU. Je mag wel zeggen dat ik degene ben geweest die UIP losgeweekt heb van de VNU, en dat hele Amerikaanse produkt heb weten in te brengen in FilmNet. Ik heb ze overtuigd op de Firato van 1984. Dat was een veldslag die ik terdege had voorbereid. Op de Firato stonden de twee partijen tegenover elkaar. Aan de ene kant een hele voorname VNU-stand met dames die foldertjes uitdeelden, en aan de andere kant een hele hippe stand van FilmNet met een eigen studio. Ik had een enorm decor laten bouwen, met aan de ene kant een toneel waar Vanessa en Centerfold optraden, dat trok enorm de aandacht. En een heuse FilmNet-studio, waar allerlei prominente figuren geïnterviewd werden. Daar werden natuurlijk ook folders uitgedeeld, en daar kon je abonnee worden. Dat levendige showgebeuren stond op de Firato dus tegenover het koude bureaucratische VNU-gebeuren. Die FilmNet-stand was echt fantastisch, en ik weet waar ik het over heb want ik zit al heel lang in de showbusiness. De Amerikanen van UIP waren daar ook, en die zagen dat verschil. Einde van het liedje was dat ik nog twee keer naar L.A. ben geweest, en toen heeft UIP toestemming gegeven hun produkten aan FilmNet te geven. UIP is daarna meteen partner geworden.

 

Toen heeft de VNU ingezien dat zonder UIP en mijn Nederlandse filmcatalogus het niet veel zin meer had met ons te concurreren. We hebben samen besloten om elkaar tegemoet te komen. Nu hadden we dus drie partners in de FilmNet-operatie, Esselte, UIP en VNU. De coalitie was tot stand gekomen. De overgebleven concurrentie heeft toen snel opgegeven, er was niemand meer dan FilmNet in abonneeland. En je had verder niks hè, alleen de publieke omroep in Hilversum.

 

De aftrap

 

Vanaf het begin hebben alle plannen en onderhandelingen plaatsgevonden bij mij in het gebouw van de Verenigde Nederlandsche Filmcompagnie aan de Keizersgracht. Dat pand werd al gauw te klein, tot we op 5 december 1983 het pand er naast huurden, en de muren doorgebroken hebben. Toen zaten er zestig man. Het unieke is dat ik aan de top zat van die hele zaak. UIP had de VNU gedwongen in ons pand te komen, en niet andersom. In mijn gebouw, waar ik de zeggenschap had, dat was psychologisch beter hadden ze bij UIP doorzien. Mijn Zweedse partner, de huidige president van SBS, was Martin Lindskog. En dan had je Jelgersma, die hing er zo'n beetje bij als adviseur. Ik had Jelgersma een klein stukje van mijn aandeel kado gedaan, als dank omdat hij feitelijk mijn coalitie met Esselte tot stand had gebracht. Daardoor was hij nomineel aandeelhouder van FilmNet, wat hij later vaak als wapenfeit rondbazuinde. Maar hij vergat steeds te vertellen dat ik hem dat aandeel gewoon uit erkentelijkheid kado had gedaan.

 

Ikzelf zat in een zeer briljante positie, omdat ik een contract had bedongen dat ik niet kapitaal hoefde bij te storten als er nieuwe partners bij kwamen. Ik was natuurlijk financieel gezien een dwerg naast de reuzen van UIP en VNU en Esselte. Die zouden mij gemakkelijk buiten spel kunnen zetten, door in meerderheid te beslissen dat het aandeelkapitaal verhoogd moest worden, met bijvoorbeeld honderd miljoen. Dat is een makkelijke manier om mij buiten spel te zetten, maar dat kon dus niet. Dat had ik vanaf het begin goed vast laten leggen. FilmNet was tenslotte ook mijn vinding, mijn naam, en het imago van FilmNet was ook heel sterk op mij gericht. Ik schreef iedere maand het voorwoord in het FilmNet programmablad. Dat is niet alleen informatie naar de consument, maar ook naar de politiek en de journalisten toe. Het was belangrijk om aan imagebuilding te doen. FilmNet had in het begin een naambekendheid van bijna 100 procent. Dat is later aanzienlijk minder geworden.

 

Brinkman heeft in 1984 de zendmachtiging afgegeven voor FilmNet. Den Haag was het eerste kabelnet wat we ontsloten, in april 1985 werd de presentatie gehouden. Het eerste jaar was vooral gevuld met series en speelfilms van UIP. In het begin zonden we nog ongecodeerd uit. Dat betekent dat een heel stuk van Europa het kon ontvangen. Toen we gingen coderen kreeg ik een brief van de koning van Spanje, of we daar niet iets aan konden doen. We hadden alleen maar de rechten voor ons uitzendgebied, dus officieel kon ik niets doen. Maar toen heb ik de koning een decoder gestuurd, en hem benoemd tot de onofficiële waarnemer voor het Spaanse territorium van het programma van FilmNet. Ook Soestdijk heb ik speciaal laten aansluiten. Er was nog geen kabel, toen heb ik een speciale gouden decoder laten maken. Dat heb ik in een speciale nieuwsuitzending laten zien.

 

Het keerpunt

 

Op een gegeven moment waren er een aantal zaken die mij niet zo lekker zaten. Allereerst kon ik mijn produktiemaatschappij te weinig aandacht geven, zodat ik daar een extra uitvoerend producent op moest zetten. Maar wat me bij FilmNet zelf niet lekker zat was de richting waarin het ging. Ik vond dat FilmNet uiteindelijk een groot commercieel station moest worden, met een volwaardig Nederlands gezicht. Maar FilmNet had geen evenementenkarakter, er was geen nieuwsdienst, noem maar op. Je moest contact creëren met je eigen bevolking, zodat ze chauvinistisch konden zeggen: "Dat FilmNet is van ons." Zeg maar wat Veronica vroeger deed. Maar zo'n nationaal gevoel oproepen met het internationale profiel wat FilmNet had ging natuurlijk niet. De Amerikanen en de Zweden hadden daar geen gevoel voor. Was dat wel gelukt, dan was er nooit een RTL4 ontstaan, want dan hadden we in 1985 of 1986 al commerciële omroep in Nederland gehad. Daarbij kwam dat mijn vakgenoten uit de filmwereld jaloers en soms zelfs vijandig reageerden op mijn plannen. Ik had op FilmNet zo veel mogelijk verschillende Nederlandse produkten willen laten zien, terwijl zij dachten dat ik vooral mijn eigen films wilde vertonen. Onzin natuurlijk, al was het alleen maar omdat ik met mijn eigen spullen nog geen procent kon vullen. Uiteindelijk hadden er allerlei nieuwe projecten voor een wezenlijk deel betaald kunnen worden uit investeringen door FilmNet. Maar de achterdocht sloeg je walmend tegemoet. Typisch Nederlands natuurlijk. Als je hier een prijs wint heb je ook even wat minder vrienden.

 

Een ander probleem was de marketing. Onze Amerikaanse filmpartners wilden hun eigen belangen beschermen. Films moesten eerst de bioscoop in, dan de videotheek in, dan naar abonneezenders, en dan naar de open kanalen, in Nederland toen dus de publieke omroep. Dus zij verboden dat wij adverteerden met "Breng uw eigen bioscoop in uw huis"/ 'Thuisbisocoop'(hoe was de precieze formulering nu?). Ze wilden ook niet dat we de concurrentie aan gingen met de videotheek, wat ik absoluut wel belangrijk vond. Je moet de mensen toch duidelijk maken waarom ze 50 gulden moeten betalen om zo'n mal kastje in huis te halen? Als je de behoefte niet creëert en FilmNet niet aanprijst als de gemakkelijkste manier om een film te zien, dan zet je het produkt niet goed neer. Dan kun je nog zoveel reclame maken, maar dan haal je het niet. Bovendien waren we in de verkeerde volgorde bezig. In Amerika zij de betaalkanalen opgezet omdat mensen baalden van de reclame op de open kanalen. Daarom waren ze best bereid te betalen als ze daardoor reclameloos televisie konden kijken. Maar midden jaren tachtig baalde het publiek in Nederland nog helemaal niet van reclame, dat begint nu pas een beetje te komen. Dus je begon eigenlijk in de verkeerde volgorde, op een markt die vanuit dat standpunt nog niet rijp was voor abonnee-tv.

 

En dan had je nog de totaal verschillende bedrijfsstructuren. Naast 60 man personeel hadden we een loodzware Raad van Bestuur van maar liefst 17 man, met daarin de driedelig grijs cultuur van krantenuitgever VNU tegenover de entertainmentmensen van UIP en ik. De VNU had helemaal geen begrip voor mijn standpunten. Eigenlijk hadden Woltzak en ik bij Brentjens van de VNU moeten zeggen dat het zo niet goed ging, en dat we de zaak opnieuw moesten reorganiseren. De VNU had er enorm veel geld ingepompt, ik gok dat ze uiteindelijk wel 40 miljoen hebben verloren aan deze hele affaire. Toen het ging om het beschermen van de investeringen was ik natuurlijk ook een beetje de vrolijke man, want ik hoefde geen nieuwe bedragen in te leggen. Als je het fair wilt spelen, dan hebben zij ook wel wat meer recht om hun mening erdoor te duwen. Maar het was mijn goed recht om steeds te analyseren en te waarschuwen dat het de verkeerde kant op ging.

 

De voetbalrechten

 

De problemen met VNU kwamen vooral na de KNVB-affaire. Ik wilde dus Nederlandse evenementen op de zender. Het mooiste zou natuurlijk zijn als we de Eredivisie voetbalwedstrijden binnen wisten te halen. Al zend je maar één wedstrijd per week uit, dan versterk je toch je positie meteen duizendvoudig. Dat werd door de Amerikanen echter niet gezien, en ook VNU stemde tegen. Esselte had er wat meer oren naar, maar ze geloofden niet dat ik het voor elkaar zou krijgen. Toen ben ik aan de slag gegaan, en na een paar maanden van gesprekken voeren en contacten leggen kwam het steeds dichter in de buurt van echte onderhandelingen. De Raad van Bestuur van FilmNet gaf me carteblanche om er mee door te gaan, al geloofden ook zei nog steeds niet dat het me ging lukken. Maar ik zei dat ik het wel voor een paar miljoen wist binnen te halen. Uiteindelijk werd er veertien dagen onderhandeld op het kantoor van Ton Harmsen namens de KNVB en NOS-chef Ed van Westerloo. Veertien dagen met veel whisky en coca-cola, maar ik beperkte me tot de cola want ik wilde mijn hoofd er bij houden. Van Westerloo was te arrogant in zijn positie, zoals de publieke omroep dat in 1996 weer waren. Hij dacht toen dat de KNVB de rechten wel nooit aan een ander zou geven.

 

En toen ging de KNVB wél met ons in zee. De zaterdag nadat de kogel door de kerk was, en ook de sectie betaald voetbal overtuigd was, speelde Ajax-Feijenoord in de Olympisch Stadion. De mondelinge deal stond toen al, voor elke rechter zou het al een deal geweest zijn. Maar ik zei tegen de KNVB: laten we 't gelijk tekenen zaterdag, we zijn het toch met elkaar eens? Er ging een man van Esselte met me mee naar het stadion, die nog naar huis is gegaan omdat hij toch dacht dat het niks werd. Maar na afloop van het spel hebben we in de VIP-kamer het contract getekend. Ik heb er nog met de pen in zitten strepen en krassen, maar ik ben zegevierend met het contract thuisgekomen. Wat ik toen bereikt had was natuurlijk fantastisch. Ik had alle integrale uitzendingen, alle voetbalrechten, ik mocht een aantal uitzendingen per week maken en de NOS mocht alleen maar samenvattingen uitzenden. En dat voor één miljoen per jaar. Moet je kijken wat het nu moet kosten. Dat had natuurlijk een fantastische klapper moeten worden voor FilmNet.

 

Maar toen begon de ellende. Toen werd de cruciale fout gemaakt. Nadat ik het KNVB-contract had binnengehaald ging ik op een paar maanden op studiereis naar Amerika. De VNU had voor de dagelijkse leiding een Engelsman aangetrokken, ene Woodward. (Klopt dit?) Die man snapte niets van Nederland en de business waar we mee bezig waren. Toen ik weg was hebben ze geprobeerd om op die miljoenen die het KNVB-contract kostte nog wat terug te verdienen. Ze hebben toen subrechten verkocht aan Eurosport. Maar dat had ik nooit afgesproken met de KNVB, dus die weigerden uiteraard akkoord te gaan. En toen heeft FilmNet een tweede domheid begaan. Ze hebben de eerste afgesproken betalingstermijn niet overgemaakt. Dus toen was de relatie tussen de KNVB en FilmNet helemaal verstoord. Toen ik terugkwam uit Amerika was er geen communicatielijn meer open, en kon ik er niks meer aan doen. Ik had maanden aan die deal gewerkt, en dat is dan door een stelletje olifanten kapot getrapt. Daarbij denk ik dat de NOS enorme druk heeft uitgeoefend op de KNVB om het contract toch maar te skippen, maar dat kan ik niet bewijzen. Voetbal op FilmNet heeft zes weken goed gelopen, met Barend en Van Dorp die ik daar voor het eerst op televisie heb gezet. Toen is FilmNet voor de rechter gedaagd, en dat proces hebben ze verloren. Ik ging daar niet getuigen, ik vond de KNVB een hele faire partner, en ik had nooit met ze gesproken over sublicenties, dus ik vond hun protest terecht. Maar daarmee was wel de droom aan diggelen. Ik denk dat FilmNet er heel anders voorgestaan had als ze de voetbalrechten hadden behouden.

 

De bedrijfscultuur

 

Het heeft de relatie met VNU behoorlijk verslechterd, dat kun je wel zeggen. De verschillen in de bedrijfsculturen kwamen hier duidelijk aan het licht. Er zijn weinig mensen die beleidstrategisch kunnen denken, zonder aan hun eigen belangen te denken. Dat heb ik in mijn functie als producent wel geleerd, want ik heb een grote mate van onafhankelijkheid opgebouwd door mijn portefeuille belangrijke films. Maar een directeur van Philips of KPN verdient weliswaar een miljoen gulden per jaar, maar hij blijft anders denken dan een ondernemer die zijn eigen toko heeft. Ik denk verder vooruit, beleidsmatiger, en dan ben je nooit bang voor je eigen positie. Maar de top van Fokker of Philips wordt voorzichtiger als het eigen salaris op de tocht komt te staan. Die houding ben ik ook tegengekomen bij de VNU in de KNVB-affaire. De VNU zag in eerste instantie alleen die miljoen kosten per jaar, met de opnamekosten erbij. Dat je met die wedstrijden een nationale identiteit opbouwt en dus een veelvoud aan nationale abonnees binnenhaalt, dat viel buiten het denkkader van die mensen. En het grotere doel, het openhalen van de advertentiemarkt, dat was ze niet duidelijk te maken. Als ik nu Brentjens tekeer hoor gaan tegen de publieke omroep dan denk ik wel eens, meneer Brentjens houdt u uw mond maar want uw beleid midden jaren tachtig heeft de VNU heel veel geld gekost, en u heeft het allemaal niet op tijd gezien. Maar ook mijn Zweedse vrienden van Esselte zagen het belang niet van die KNVB-deal. Esselte had intussen een pan-Europese visie ontwikkeld voor FilmNet. Zij wilden dat het tegelijkertijd in de Benelux, Zweden, Noorwegen en Finland uitgezonden werd. Een leverancier van films levert natuurlijk het liefst aan zoveel mogelijk landen, voor zo weinig mogelijk geld. Leuk gedacht, maar waar blijf je dan als Nederlandse zender?

 

FilmNet heeft in 1996 weer de sportrechten laten schieten. Die strategische alliantie met de publieke omroepen en de Holland Media Groep is waarschijnlijk een hele domme combinatie geweest. De HMG is per definitie de vijand van de NOS, en FilmNet kan ook geen vriend zijn. Waarschijnlijk heeft de NOS gedacht dat ze het niet in hun eentje konden redden, maar dan hadden ze maar de omroepreserves moeten aanspreken. Nu trekt de NOS de laatste steen onder het bestel weg. Maar waarschijnlijk heeft het ook te maken met een uitermate onhandige, waarschijnlijk arrogante manier van onderhandelen met de KNVB. Terwijl ze toch van het verleden hadden kunnen leren. De keuze van de KNVB voor Van den Ende en zijn pion Willem van Kooten is echt niet alleen gebaseerd op dat kleine verschil in het financiële bod. Ik begrijp wel waarom Van den Ende dit doet. Hij is toch twee keer gekleineerd. Eerst met TV10, en de tweede keer door Brussel toen van Miert vond dat hij zijn aandelen maar moest opgeven. Ik kan wel navoelen wat hem bewogen heeft deze stap te maken.

 

De uittocht

 

Op het moment dat ik zag dat het half-idealistische deel wat ik met FilmNet wilde bereiken niet meer ingevuld zou worden, dan kun je maar beter waardig afscheid nemen. Dat heb ik ook gedaan. Het einde van het liedje was dat ik de situatie niet werkbaar meer vond. Uiteindelijk ben ik toch zeer creatief, nietwaar? Dus ik had bedacht dat we VNU moesten uitkopen. Alleen zat ik dan in een volledig buitenlands bedrijf. Daarom wilde ik de boel verkopen, en mezelf laten uitkopen. Dus ik heb mijn aandelen verkocht, Woltzak is teruggegaan en heeft de VNU aandelen verkocht. Ik moest toen van de ene op de andere dag het grootste deel van de mensen ontslaan, en dat heb ik ook gedaan. Ik heb mijn belangen verkocht, met de naam FilmNet en de hele know-how die er achter zat. Tot 1989 ben ik aangebleven als Commissaris in de Raad van Bestuur.

 

Oranje TV

 

Ik heb door FilmNet wel een enorm stuk media-ervaring opgedaan in een hele andere sector. Ik heb nog steeds op een heel laag pitje een commercieel tv-project staan, wat al jaren suddert. Het heet Oranje-TV, een station voor een grote doelgroep met onderwerpen variërend van Ruud Gullit tot koningin Beatrix. Het Oranjegevoel moet duidelijk overkomen. Die paar mensen die de formule kennen, waaronder een paar ex-ministers, noemen de formule vrij uniek. Het is niet gezegd dat ik het ga uitvoeren, het hangt erom.

 

FilmNet nu

 

Zowel de VNU als Esselte zijn veel geld kwijtgeraakt, want FilmNet heeft enorme verliezen geleden. Toen in 1989 het Zuidafrikaanse mediabedrijf in betaal-tv, Nethold, de boel overnam, namen zij ook een deel van de aanloopverliezen over. Ik betwijfel of de inkomsten en uitgaven elkaar intussen dekken. Maar dat weet ik ook niet, ik heb daar geen enkel inzicht in. Ik heb wel nog steeds een gratis abonnement op FilmNet. Af en toe kijk ik nog. Een 24-uurs kanaal vol met wisselende speelfilms vind ik nog steeds een heel goed produkt. Maar ze weten het je niet duidelijk te vertellen. Het rare is dat FilmNet marcheert aan de onderkant van de markt, zeg maar het RTL4 publiek. Mensen met een hoger inkomen, die die vijftig gulden per maand dus veel beter kunnen missen, kijken raar genoeg weinig naar FilmNet. Dat stuk van de markt heeft FilmNet nooit goed kunnen bereiken.

 

Toch zou ik nu geen abonnee-tv meer willen doen, die kans is geweest en verstierd. Abonnee-tv gaat nog een veel belangrijkere rol spelen, maar er zijn zo veel open kanalen die je gratis kunt krijgen, dus het zal nog wel even duren. Abonnee-tv moet van goede huize komen, en de commerciëlen ook. Als de publieke omroepen zich goed verenigen zijn ze misschien wel de lachende derde. Als je de Ster weghaalt, trek je misschien nog meer kijkers. Maar politiek is het elimineren van de Ster niet meer verkoopbaar. Maar in mijn visie had de Ster nooit in het publieke bestel moeten komen. Televisie is niet zozeer een opvoedend maar wel een voorlichtend medium, en om zoiets zonder profijtbeginsel in stand te houden lijkt me erg belangrijk. Maar voordat ik een lans zit te breken voor de publieke omroep, ik ben altijd van de coöperatieve gedachte uitgegaan, de samenwerking tussen de publieken en de commerciëlen. Dat hebben wij alleen in Nederland niet goed geregeld, terwijl ik de gevolgen daarvan in Amerika al had zien gebeuren. Dat is misschien typisch Nederlands om niet te zien dat het dan hier ook gaat gebeuren. Daar zijn wij koploper in, het zit in onze aard. Misschien verdienen we niet beter."

 

(c) Arjan Snijders